Gescheiden van haar familie wordt Hélène Zylberszac op 19 april 1943 gedeporteerd met Transport XX. De trein staat lange tijd stil in het station van Tienen en Hélène kan hiervan profiteren door te ontsnappen. Haar poging faalt echter. Ze wordt neergeschoten wanneer ze weg probeert te lopen. Vandaag grijpt de foto van de jonge, levenloze Hélène nog steeds veel bezoekers bij de keel in het museum.
Hélène wordt op 31 maart 1927 in Anderlecht geboren in een Joods gezin van Poolse afkomst. Haar ouders, Sara Sliwka en Hersz-David Zylberszac, waren Polen al ontvlucht tussen 1918 en 1919 en trouwden in België in 1921. Op 23 januari 1939, wanneer Hélène bijna twaalf is, krijgt ze nog een broer, Arthur. Vader Hersz-David onderhoudt het gezin als straatventer in lompen, lingerie en lederwaren. Hij wordt in de gaten gehouden door de vreemdelingenpolitie omdat hij heel wat Poolse Joden over de vloer krijgt en deelneemt aan zionistische bijeenkomsten. Zoals zovele Joodse vluchtelingen, verhuist het gezin dan ook regelmatig.
Wanneer de nazi’s België binnenvallen op 10 mei 1940 leidt het gezin een rustig leven in goede verstandhouding met hun buren in Anderlecht. Hersz-David werkt hard en maakt lange dagen. Moeder Sara zorgt voor de kinderen. Samen proberen ze hun kinderen een zo gelukkig mogelijke kindertijd te geven. Dit door hen bijvoorbeeld mee te nemen op uitjes naar de kust. Enkele foto’s van voor de oorlog geven ons een inkijk in hun tevreden leventje.
In oktober 1940 gehoorzamen Sara en Hersz-David aan de Duitse verordening om zich te laten inschrijven in het Jodenregister. Hélène is op dat moment 13, haar broertje Arthur amper 1 jaar oud. Beide kinderen worden ingeschreven op het formulier van hun vader.
Op de dag van haar vijftiende verjaardag, op 31 maart 1942, biedt Hélène zich aan bij de gemeentelijke administratie. Daar wordt ze op haar beurt individueel ingeschreven in het Jodenregister van België en ontvangt ze haar eigen identiteitskaart.
Inmiddels gehoorzaamt de familie ook aan de verordening van 27 mei 1942 die hen verplicht een gele Davidster te dragen.
Op 19 april 1943 verschijnt Hélènes naam op een fiche van de Sipo-SD. Op die fiche ook de stempel Arbeitseinsatz, ofwel tewerkstelling wat eigenlijk niets minder is dan een code voor haar deportatie naar het oosten. Hélène krijgt het nummer 26 mee en wordt met dat getal ook ingeschreven op de transportlijst voor Transport XX. In de kolom waar de beroepen worden ingevuld, staat er bij haar Schülerin aangegeven, leerling dus.
Hélène laat Mechelen achter zich op transport XX op 19 april 1943. Dit transport is speciaal in verschillende opzichten. Voor het eerst worden beestenwagons gebruikt in plaats van wagons voor personenvervoer. De SS voorzien in een gewapende escorte op verschillende plaatsen in de trein om ontsnappingen te voorkomen. Niettemin kunnen 236 gevangenen ontsnappen uit dit transport. 26 van hen worden doodgeschoten of zijn dodelijk gewond en 90 ontsnapten worden opnieuw gevat. Onder hen vinden we weerstanders, die hun vlucht hadden voorbereid, maar ook gewone gevangenen tussen 13 en 65 jaar oud.
Verschillende elementen kunnen dit hoge cijfer ontsnappingen verklaren. Eerder bij toeval bereidden drie schoolkameraden – Youra Livschitz, Robert Maistriau en Jean Franklemon – van het Atheneum van Ukkel een aanval voor op het twintigste transport. Ze slagen erin om op 19 april de trein te doen stoppen en de deuren van één wagon te openen waardoor 17 Joden kunnen ontsnappen.
Los van deze actie buiten de kazerne, bereidt het Joodse verzet in de kazerne een ontsnapping voor voor hetzelfde transport. Zij overhalen Eva Fastag, de Joodse typiste verantwoordelijk voor de transportlijsten, om de lijsten te vervalsen waardoor er kleine groepjes van verzetslieden en ontsnappingskandidaten samen in bepaalde wagons terecht komen. Daarnaast krijgen ze de hulp van
van pakjesdragers, elektriciens en Joodse timmerlieden binnen de kazerne die gereedschap verbergen in het stro dat op de vloer van de wagons ligt. Instructies worden ook doorgegeven aan Joodse gedetineerden die instaan voor het sluiten van de wagons om deze niet te vast af te sluiten.
Door deze voorbereidingen, kunnen zij ontsnappen met in hun kielzog heel wat andere gevangenen die mee op de wagon zitten.
De verhalen van gedeporteerden van eerdere transporten die een mislukte ontnappingspoging achter de rug hadden, de alarmerende geruchten over de deportaties naar het oosten, sarcastische opmerkingen van sommige SS’ers in het kamp met betrekking tot de dood die de gedeporteerden stond te wachten, … hebben gedetineerden zo ver gebracht om hun leven op het spel te zetten met een wanhopige en soms fatale vluchtpoging.
Hélène Zylberszac is een van die gevangen die haar leven waagt door uit haar wagon te springen. Doordat ze alleen werd gearresteerd en ook alleen in de wagon zit, staat zij niet voor het dilemma dat veel van de andere gevangenen wel hebben : laat ik mijn familie achter in de trein of niet ? Met haar nummer 26 zit Hélène in de eerste wagon, dichtbij de gewapende soldaten. Wanneer de trein een verlengde stop maakt in het station van Tienen om van locomotief te veranderen, twijfelt ze geen seconde en springt uit de trein, net als twee andere gevangenen. De uitkomst van deze ontsnapping is jammer genoeg fataal: de drie voortvluchtigen worden ter plaatse neergeschoten door de escorte van het konvooi. Het levenloze lichaam van Hélène wordt de volgende ochtend rond drie uur tussen de sporen gevonden. De politie van Tienen schrijft een rapport waarin ze wordt beschreven en waar ook een foto van haar lijk in bewaard wordt.
Het jonge meisje, van wie de identiteit initieel niet gekend is, wordt begraven op 22 april 1943 op het kerkhof van Tienen. Haar identiteitskaart werd haar afgenomen in de Dossinkazerne.
In haar eerste nummer van 3-10 september 1944, publiceert La Patrie een artikel met titel « Crimes nazis » (nazimisdaden), waarbij foto’s van de drie ongeïdentificeerde lichamen worden weergegeven. Onder hen ook dat van Hélène.
Door dat artikel herkent haar familie Hélène en ze laten haar lichaam overbrengen naar de erebegraafplaats waar ze wordt begraven op 17 oktober 1944. Haar graf draagt het nummer 200.