Transport XXIII: Het Österreichische freiheitsfront. Joodse verzetsstrijders moeten als joden worden behandeld!

Eind december 1938 ontvlucht de Weens-Joodse Hans Maier Oostenrijk. Hij is net vanwege ons onbekende redenen twee dagen lang vastgehouden. In januari 1939 komt Hans aan in België, samen met zijn echtgenote Regine Berger. Het koppel vestigt zich in Antwerpen, waar ze steun ontvangen van EZRA, de filantropische organisatie die migranten ondersteunt.

© ARA – Vreemdelingenpolitie - Brussel Hans Maier, alias Jean Amery, en zijn vrouw, Regine Berger, bij hun aankomst in België, januari 1939

Hans is sinds 1933 lid van het Patriottisch Front en heeft naar eigen zeggen “Oostenrijk moeten verlaten als politiek vluchteling” om te ontkomen aan de vervolgen door de Gestapo en “om niet in een concentratiekamp te belanden”. Hans hoopt naar Groot-Brittannië te emigreren en bevestigt dat hij “beschikt over genoeg middelen om te kunnen leven zonder in België te moeten werken”. Nochtans is zijn domicilie in Antwerpen het adres waar de Joodse soepbedeling plaatsvindt : Lange Leemstraat 278.

Op 10 mei 1940, de dag van de Duitse invasie, wordt Hans door de Belgische staat als “verdachte” opgepakt. Hij is één van de 8.000 Duitse Joden die door de Belgische overheid naar Frankrijk worden gedeporteerd. Hans wordt geïnterneerd in Zuid-Frankrijk. Hij belandt eerst in Saint-Cyprien en vervolgens in het kamp Gurs, waaruit hij op 6 juni 1941 kan ontsnappen.

© Privécollectie Josu Chueca Nieuwe gedetineerden komen aan in het kamp Gurs, ca. 1940

In de tussentijd is Hans’ vrouw Regine Berger naar Brussel verhuisd. Hijzelf wordt in september 1941 geschrapt uit het bevolkingsregister omdat hij vertrokken is naar het buitenland… Wanneer Hans naar België terugkeert, treft hij zijn vrouw aan op hun nieuwe adres in Elsene. De Belgische Staatsveiligheid kent Hans een verblijfsvergunning voor onbepaalde duur toe. Op 11 mei 1943 noteert de overheid dat het echtpaar Maier-Berger vertrokken is met onbekende bestemming. Regine overlijdt op 23 april 1944.

© ARA – Vreemdelingenpolitie – Brussel
Hans Maier in 1941, na zijn ontsnapping uit Gurs en terugkeer naar België

Hans Maier is tijdens de oorlog actief in het Österreichische Freiheitsfront (Oostenrijks Vrijheidsfront). Deze organisatie, verbonden aan de communistische partij, probeert de Duitse troepen in België te demoraliseren. Hans is redacteur van Die Wahrheit, een clandestien, antifascistisch blad.

© CEGESOMA - Brussel In februari 1943 omschrijft Die Warheit Stalingrad als de « wieg van de dood ». Hans benadrukt in het artikel de catastrofale Duitse verliezen en lanceert een oproep: “Geen zinloze slachtoffers meer! Maak een einde aan de oorlog! Weiger naar het Oostfront te gaan! Al aan het Oostfront, geef je dan over aan het Rode Leger!”

Meerdere jonge vrouwen, voormalige inwoners van het Reich en vaak van Joodse afkomst, distribueren met gevaar voor eigen leven deze pamfletten onder de soldaten.
Marianne Bradt is een van deze koeriersters. Op 29 januari 1936 verruilt deze Duitse kleuterjuf Basel in Zwitserland voor België. Ze is in het bezit van een toeristenvisum voor drie maanden en vestigt zich in Brussel, waar ze herhaaldelijk van adres verandert. In oktober 1941 staat Marianne geregistreerd op Ruisbroekstraat 78. Daar bevinden zich de kantoren van het Hilfswerk für Juden aus Deutschland, een hulpcomité opgericht in de herfst van 1940 en in augustus 1942 in de Sint-Annastraat.

© ARA – Vreemdelingenpolitie – Brussel
Marianne Bradt, gedeporteerd op de leeftijd van 24 jaar

De twee andere koeriersters zijn Herta Ligeti en Lotte Sontag. Beide vrouwen worden omwille van hun politieke overtuiging meerdere weken vastgehouden in een Weense gevangenis. Vervolgens ontvluchten ze de Oostenrijkse hoofdstad waar het gevaar van een nieuwe arrestatie dreigt. In september 1938 steken Herta en Lotte ’s nachts te voet clandestien de grens met België over. Ze hebben niet meer op zak dan enkele honderden Belgische Franken. De vrouwen vinden een woning in de Hoogstraat, in de Marollen. Ze mogen in België geen beroep uitoefenen en overleven dankzij de hulp van de Secours populaire en het Comité Matéoti, gevestigd in het Brusselse Volkshuis.

Herta en Lotte zijn voor hun vlucht lid van het Österreichischen Kommunistischen Jugendverbands of KVJ, de belangrijkste antifascistische jeugdbeweging in Oostenrijk. Beide vrouwen worden daarom door de Belgische autoriteiten als politiek inwijkeling uit Oostenrijk erkend. Maar het is hen verboden zich in België bezig te houden met politieke activiteiten of te werken zonder vergunning. Als berooiden keert het Joods Comité in de Rogier vander Weydenstraat aan Herta en Lotte een wekelijkse toelage van 50 Belgische Frank uit.

Herta en Lotte worden in de gaten gehouden door de Belgische Staatsveiligheid. In meerdere rapporten wordt hun militantisme onderstreept: deze vrouwen zijn lid van een communistische cel die regelmatig samenkomt in café “Tramwaymen” in de Priemstraat en die de Republikeinen in Spanje steunt. In augustus 1939 wonen Herta en Lotte samen op een mansardekamer op Voorspoedstraat 57. Tijdens een huiszoeking, treffen de autoriteiten in de woning communistische tijdschriften aan.

In de zomer van 1941 verhuizen de twee vriendinnen naar het kasteel van Bekkevoort in Bomal. In oktober keert Herta terug naar Brussel en vindt een woning in de Herkoliersstraat in Koekelberg. In maart 1942 verhuist ze naar de Bodegemstraat in Jette. Lotte keert vanuit Bomal terug naar de Voorspoedstraat.

Bijeengebracht door hun politieke opvattingen, sluiten Marianne, Herta en Lotte zich aan bij Hans Maier en het Österreichische Freiheitsfront. Hun verzetsactiviteiten zijn de oorzaak van hun arrestatie, hun Joodse afkomst de reden voor hun deportatie.

Lotte Sontag en Herta Ligeti worden gezien als demoraliserende elementen en worden bij hun arrestatie beschuldigd van “het aanwakkeren van defaitisme in het Duitse leger”. Ze worden op respectievelijk 13 en 21 juni 1943 opgesloten in de gevangenis van Sint-Gillis.

© ARA-DOS-Brussel Deze opbrengingsfiches op naam van Lotte Sontag (20 jaar) en Herta Ligeti (23 jaar), opgesteld door de Geheime Feldpolizei van Brussel, vermeldt de reden voor hun opsluiting in de militaire afdeling van de gevangenis van Sint-Gillis

Medeverzetsstrijdster Marianne Bradt, verdacht van zwaardere feiten zoals “spionage en lidmaatschap van een groep partizanen”, wordt op 23 juli 1943 eveneens opgesloten in Sint-Gillis.

© ARA-DOS-Brussel De opbrengingsfiche van Marianne Bradt, 24 jaar

Tijdens het oprollen van het netwerk, arresteert de Sipo-SD ook “de communistische partijfunctionaris die de illegale, communistische pamfletten schrijft”. Hans Maier, de enige man in het netwerk, wordt op 23 juli 1943 naar het fort van Breendonk gebracht, waar hij drie en een halve maand wordt vastgehouden. De “verscherpte verhoren” die hij daar ondergaat, tekenen hem voor het leven. In zijn memoires, gepubliceerd onder zijn pseudoniem Jean Amery, onthult hij wat schuil gaat achter dit eufemisme: marteling. De auteur beschrijft herhaaldelijk zijn beproevingen, de vernietiging van alle menselijkheid van het slachtoffer door de beulen in Breendonk :

« le sadisme […] se profile comme négation radicale de l’autre […]. Un monde où triomphent le martyre, la destruction et la mort ne peut subsister, c’est évident. Mais le sadique ne se soucie guère de la perpétuation du monde. Au contraire : il veut abolir le monde, et par la négation de son prochain […], il veut réaliser sa propre souveraineté totale. Le prochain est réduit à l’état de corps, de chair, processus par lequel il se retrouve déjà au bord du gouffre de la mort […]. De la sorte le tortionnaire assassin réalise sa propre corporalité meurtrière, mais sans qu’il lui faille s’y perdre totalement comme le supplicié : il peut mettre un terme au supplice comme bon lui semble. Le cri de douleur et le cri de mort poussés par l’autre lui appartiennent, il règne en maître absolu sur la chair et l’esprit, la vie et la mort. […] Une simple petite pression de la main prolongée par son instrument suffit pour transformer l’autre – y compris sa tête qui peut abriter ou non Kant et Hegel et toutes les neuf symphonies et le monde comme volonté et comme représentation – en goret qui s’égosille sur le chemin de l’abattoir ».
Source : Jean AmeryPar-delà le crime et le châtiment : Essai pour surmonter l’insurmontable

Zoals Maxime Steinberg uitlegt in La Traque des Juifs, beschouwen de nazi’s Joodse verzetsstrijders over het algemeen als politiek gevangenen. Wanneer zij worden gedeporteerd, is de bestemming van het transport niet automatisch Auschwitz-Birkenau. Sommige Joodse gevangenen worden na enkele weken of zelfs maanden in Breendonk echter toch overgebracht naar Mechelen. In deze gevallen ontdoet de Sipo-SD zich na afronding van het onderzoek van deze gevangenen door hen over te dragen aan sectie IV-B-4 van de Sipo-SD, beter bekend als de anti-Joodse afdeling.

Het dossier van Hans Maier zou het nazi-gerecht geen moeite hebben gekost indien er niet drie jonge vrouwen bij waren betrokken. Marianne, Herta en Lotte waren ooit inwoners van het Reich en riskeren alle drie de doodstraf voor hoogverraad, een zware veroordeling waar de militaire tribunalen wat verzetsstrijders betreft terughoudend tegenover staan. In plaats van een proces te organiseren, verkiest de bezetter daarom om Hans Maier en zijn drie medeplichtigen naar het verzamelkamp in Mechelen over te brengen.

© ARA-DOS-Brussel Brief van de afgevaardigde van de Chef van de Sipo-SD aan de Duitse militaire administratie over Hans Maier: “Hij is Joods en zal als dusdanig geëvacueerd worden”, met andere woorden gedeporteerd naar Auschwitz-Birkenau

Bij aankomst in de Dossinkazerne wordt Hans Maier ingekwartierd in de slaapzaal voor Transportjuden, een groep waartoe ook hij behoort. Zijn drie medestandsters worden op 2 november 1943 van de gevangenis van Sint-Gillis eveneens overgebracht naar de Dossinkazerne. Zij worden echter in het cachot geplaatst tot het moment van deportatie. De SS haalt Marianne, Herta en Lotte niet uit de cel tenzij voor een ondervraging door de Sipo-SD in de kazerne of in de kantoren van de Sipo-SD aan de Avenue Louise in Brussel. Norbert (Noah) Klieger, verdacht van vijandelijke activiteiten en achtereenvolgens in Breendonk en Mechelen geïnterneerd, overleeft de deportatie met transport XXIII en schrijft in zijn autobiografie La boxe ou la vie:

“In Mechelen heb ik ook drie jonge meisjes genaamd Marguerite, Lottie en Helga [in feite Herta] zien toekomen. Ze werden in de cellen vastgehouden. Ongeveer drie keer per week kwamen vertegenwoordigers van de Gestapo in Brussel, genoemd Straub en Erdmann, alsook het “opperhoofd” van de Gestapo waarvan ik de naam niet ken de jonge meisjes “ondervragen”. Zij werden dan meegenomen naar zaal 10 in de kazerne en vastgebonden op een tafel. Twee keer kon ik door de raampjes in de deur kijken om te zien wat in die zaal gebeurde. Ik heb gezien dat de jonge meisjes werden mishandeld door hun ondervragers, die werden geassisteerd door Boden.”

Op 15 januari 1944 worden de drie jonge verzetsstrijdsters en Hans Maier in dezelfde goederenwagon met bestemming Auschwitz-Birkenau opgesloten. Transport XXIII verlaat de Dossinkazerne op 15 januari 1944. Op de Judenrampe, halfweg tussen Auschwitz en Birkenau, selecteren de SS volgens de methodes van de Endlösing zowel Hans Maier, 31 jaar oud, alsook zijn drie jonge medeplichtigen voor dwangarbeid.

Tijdens de ontruiming van Auschwitz-Birkenau, wordt Marianne Bradt naar Ravensbrück geëvacueerd waar ze aankomt op 23 januari 1945. Na een maand wordt ze naar het Kommando Malchow gestuurd. Daar sterft ze van honger en uitputting rond 10 mei 1945.

Herta Ligeti wordt in 1945 rechtstreeks naar Oostenrijk gerepatrieerd en publiceert in 1956 in Boekarest Die Unverzagten. Het boek kent echter geen groot succes en In 1975 emigreert Herta naar Israël. Lotte Sontag overleeft eveneens de deportatie en vervoegt haar vriendin Herta in 1946 in Wenen.

Het nummer 172364 wordt op Jean Amery’s arm getatoeëerd. Hij wordt van Auschwitz overgebracht naar Monowitz. In januari 1945 vertrekt hij op dodenmars. In februari komt hij aan in het uitermate dodelijke kamp Dora, in april in Bergen-Belsen, waar hij op 15 april 1945 wordt bevrijd door het Britse leger.

© ARA-Vreemdelingenpolitie-Brussel

Hans Maier, wordt na 21 maanden gevangenschap bij zijn repatriëring gefotografeerd, Elsene, juni 1945

Hans Maier wordt bij zijn terugkeer in Brussel beschouwd als een niet-vijandig Oostenrijks staatsburger. Hij bezit een verklaring van goed gedrag en zeden en een burgerschapscertificaat.  In december 1949 wordt Hans erkend als politiek gevangene.

Hans beoefent verder zijn beroep van journalist. Hij is correspondent voor buitenlandse kranten waarvoor hij ook de literaire rubriek verzorgt. Hoewel hij in België goed ingeburgerd is, keert de schrijver en filosoof in 1955 naar Oostenrijk terug.

In 1966 publiceert Hans Maier onder zijn pseudoniem een van zijn belangrijkste werken:  Jenseits von Schuld und Sühne. Bewältigungsversuche eines Überwältigten . De publicaties van Hans zijn doordrongen van zijn herinneringen aan Breendonk waar “de mens gefolterd wordt en gebroken door geweld – kermend van de pijn, hij kan op geen hulp hopen, heeft het recht op legitieme verdediging verloren, is niets meer dan een lichaam, absoluut niets anders meer”. Het lichaam en de geest van Hans Maier – lid van de Duitse academie voor taal en letterkunde, laureaat van de grote literatuurprijs van de Beierse Academie voor Schone Kunsten (1972) en winnaar van de prijs voor journalistiek van de stad Wenen (1977) – zijn echter onomkeerbaar gebroken door zijn internering in Breendonk, het hoogtepunt van zijn beproevingen. Hans maakt zelf een einde aan zijn lijden in Salzburg in 1978.