Abraham Glass

Abraham Glass werd op 28 januari 1920 geboren te Berlijn. Hier zou hij tot zijn vijftiende levensjaar met zijn ouders en tweelingbroer wonen. De slechte gezondheidstoestand van Abrahams vader, Leibusz Glass, was de reden dat Abraham in 1935 probeerde te vertrekken naar België. Ilonora Kohn, Abrahams moeder die Amerikaanse roots had, bleef samen met Abrahams broer Chaskel in Duitsland.

Abraham probeerde enkele keren een toeristenvisum voor België te krijgen. Zijn aanvraag werd meerdere keren afgewezen. Uiteindelijk raakte Abraham met zijn zieke vader Leibusz toch in België. Hun visa waren geldig voor de periode van 5 januari 1936 tot 9 februari 1936. Dat ze toch een visum kregen, kwam dankzij een medische aanbeveling van een Joodse dokter uit Berlijn. Leibusz leed volgens deze dokter Freund aan ‘frequente hartaanvallen die levensbedreigend waren’ en onmiddelijke hulp vereisten. Leibusz moest vanwege zijn medische toestand naar Spa reizen waar hij een kuur moest volgen op voorschrift van een Berlijnse geneeskundige faculteit. Daarbij, zo benadrukte dokter Freund, moest absoluut een vaste begeleider Leibusz permanent vergezellen. Hierdoor kon dus ook Abraham van nazi-Duitsland naar België reizen, als verzorger van zijn vader. Naast Spa verbleven de twee op hun doorreis nog in Gent en Brussel.

Na afloop van hun visum voor Leibusz gezondheidskuur, bleven Leibusz en Abraham toch in België. Vader en zoon vreesden immers dat een reis vanuit nazi-Duitsland naar België in de toekomst niet meer mogelijk zou zijn vanwege hun Poolse nationaliteit. Abraham en Leibusz vroegen daarop aan de Belgische overheid of ze nog voor een (onbepaalde) periode in Belgie konden verblijven, maar de overheid vreesde een lang of permanent verblijf omwille van 2 redenen. Zo stond er in de aanvraag voor een langere verblijfsvergunning dat Abraham zijn studies in België wou verderzetten én dat het duo financieel ruimschoots toe zou komen, ook voor een lange periode. Bijgevolg zouden ze geen job aannemen in Belgie, zoals het vluchtelingenstatuut eiste. Vader en zoon zouden verblijven bij een dochter van het gezin Glass, Gisela, die al sinds 1934 in Antwerpen woonde. Abraham en Leibusz kregen een tijdelijke verblijfsvergunning en een bijhorende identiteitskaart die om de 6 maanden vernieuwd moest worden. Gedurende de jaren dertig verbleef Abraham op verscheidene adressen in Antwerpen, steeds bij zijn vader. Abrahams broer Chaskel en moeder Ilonora vervoegden hen in de loop van het jaar 1936 in Antwerpen.

Het gezin Glass maakte in mei 1940 in Antwerpen het begin van de oorlog mee. Antwerpen was de stad waar het gezin zich moest gaan registreren. Vanaf eind 1940 werden alle Belgische gemeenten en steden immers verplicht de Joden die op hun grondgebied verbleven te registreren. Deze maatregel was een onderdeel van de 17 anti-Joodse veroderingen die de Nazi’s afkondigden. Vanaf half december 1940 werden meer dan 3000 vreemdelingen (de meesten Joden) uit Antwerpen uitgewezen door de administratie van de bezetter (Feldkommandatur). Ze moesten zich verplicht in Limburg vestigen. Met aanvalsplannen voor Engeland in het vooruitzicht weerden de Nazi’s ‘verdachte’ personen in de strategisch belangrijke havenstad. Ook Abraham behoorde tot die groep. Hij verhuisde op 14 februari 1941 vanuit Antwerpen naar Neeroeteren, samen met zijn broer Chaskel. Na enkele maanden dienden de Joodse burgers Limburg te verlaten. Ze werden doorverwezen naar grootsteden zoals Brussel, Charleroi en Luik. Abraham huurde een huis in de Poststraat nummer 23 te Schaarbeek. Later verhuisde hij nog enkele keren binnen Brussel.

Abraham kwam aan op 25 november 1942 in de Dossinkazerne zonder broer, zus of vader. Wel had hij een echtgenote aan zijn zijde. In de periode tussen zijn registratie in het gemeentelijke Jodenregister en de deportatie trouwde hij met Charlotte Rosengarten. Hoe Abraham en Charlotte in de kazerne terecht kwamen is niet exact geweten, het is wel zeker dat dit niet gebeurde door een arrestatie bij een razzia of doordat ze in gingen op het bevel om in het Oosten te gaan werken. Volgens de opgestelde transportlijsten was de inmiddels 22-jarige Abraham geen student meer, maar kleermaker net zoals Charlotte. Abraham en Charlotte vertrokken na een maand en half opgesloten te zijn in Mechelen op 15 januari 1943 met transport XVIII naar Auschwitz-Birkenau. Beiden werden vermoord.

Tist Govaert
Stagiair