Op 5 juli 1944 organiseert de Nazi-bezetter dé ultieme grote razzia in Luik. Onder de tientallen Joden die die dag worden opgepakt, bevinden zich ook Coussel Karny en zijn vrouw Yocheved Chamech. Beiden worden gedeporteerd met transport XXVI, het laatste Judentransport dat uit België zal vertrekken.
Coussel Karny en Yocheved Chamech worden allebei geboren in Wilkomir, een kleine shtetl in het Russische rijk. Vandaag ligt dit stadje in Litouwen. Zowel Coussel als Yocheved groeien op in een zeer orthodoxe en arme familie. Als jongeling koesteren beiden de grote ambitie om aan de armoede te ontsnappen. Coussel neemt echter een baan aan als leerlooier en worstelt om rond te komen. Hetzelfde geldt voor Yocheved, die kleermaakster is. De mooie Yocheved en de spirituele Coussel worden hopeloos verliefd op elkaar. Gezamenlijk besluiten ze om hun Yiddishland te verlaten, in navolging van enkele van hun broers en zussen die naar de Verenigde Staten zijn vertrokken. Maar geldgebrek keldert hun droom.
In 1908 vertrekt Coussel in zijn eentje naar België. Hij hoopt er genoeg geld te verdienen om zijn emigratie en die van zijn verloofde te kunnen betalen. Coussel vestigt zich eerst in Verviers waar hij werk vindt als leerlooier. Ontevreden over zijn situatie, vertrekt hij een jaar later naar Luik. De stad maakt grote indruk op Coussel. De Cité ardente is modern, mooi, dynamisch en studentikoos, wat overeenkomt met Coussels beeld van geluk.
Bij Coussel groeit de wens om samen met zijn verloofde Yocheved een toekomst uit te bouwen in deze stad waar hij zich zo goed voelt. Hij oefent zijn nieuwe beroep met veel voldoening uit en wordt steeds succesvoller. Al snel bezoekt hij markten om luxueuze stoffen te verkopen, geïmporteerd uit de Verenigde Staten. In minder dan twee jaar verdient Coussel genoeg geld om een grotere woning te betrekken en om Yocheved, die achterbleef in Wilkomir, naar België te halen. Na de viering van hun religieus huwelijk in hun geboortedorp vestigt het paar zich in juli 1910 in Luik, op de Rue Grétry. Dit is een zeer gelukkige periode in hun leven.
Het paar viert zijn burgerlijk huwelijk in Luik in 1911. In mei dat jaar bevalt Yocheved van een dochtertje: Léa. Het gedreven koppel stort zich op hun handelszaak. Coussel staat als verkoper op markten, terwijl Yocheved thuis naaiwerk verricht en tegelijkertijd voor hun dochtertje zorgt.
In 1914 breekt de Eerste Wereldoorlog uit. Ook Luik wordt niet gespaard. De stad wordt gebombardeerd en stukgeschoten, flatgebouwen vernield. Er vallen talrijke gewonden en doden. De familie Karny valt opnieuw ten prooi aan honger en ellende. Desalniettemin bevalt Yocheved in oktober 1917 van een tweede dochtertje: Minna. Het gezin is ondertussen verhuisd naar de Rue Robertson. Hoewel het Jiddisch bij hen thuis de meest gebruikte taal blijft, is de jonge Léa een briljante leerlinge in het Franstalig onderwijs.
Na de Grote Oorlog klimt de familie Karny-Chamech er financieel weer bovenop. Hun nieuwe adres op Rue du Fer 4 getuigt hiervan. Naast zijn activiteiten op de markten, stort Coussel zich ook op de groothandel in kant en breiwaren. Elk jaar wint Léa prijzen voor haar goede schoolresultaten. In 1921 dient Coussel Karny voor het eerst een aanvraag in om tot Belg genaturaliseerd te worden, maar zonder succes.
Ondanks meerdere rapporten over de uitstekende morele houding van Coussel, zijn goede gedrag tijdens de bezetting in 1914-1918, zijn blanco strafblad, zijn financiële situatie en zijn goede reputatie, wordt het beroep van marskramer door de autoriteiten nog altijd in een slecht daglicht gezien. Een enkel twijfelachtig rapport van een achterdochtige politiecommissaris volstaat om de aanvraag van Coussel onder valse voorwendselen af te wijzen.
In 1923 kopen Coussel en Yocheved een woning aan de Place du XX aôut in Luik, een chiquere wijk waar buitenlanders in de minderheid zijn. Voortaan baten ze een winkel in breigoederen uit op de benedenverdieping: “C. Karny, breigoederen, ondergoed en sokken, kant en borduurwerk”. Yocheved baat de winkel met veel passie uit, geholpen door haar dochters, en de zaak bloeit. Het gezin dat met niets begonnen is, wordt een van de notabele families in Luik.
Nu hun situatie sterk veranderd is, dient Coussel in 1926 opnieuw een aanvraag tot naturalisatie in. In 1929 wordt zijn verzoek ingewilligd. Coussel is op dat moment niet enkel actief in de lokale handelsgemeenschap. Hij engageert zich ook voor de Joodse gemeenschap in Luik en neemt een belangrijke plaats in de zionistische beweging in.
In 1929 realiseert Léa een van de dromen van haar ouders : ze wordt toegelaten tot de geneeskundefaculteit aan de Université de Liège en wordt een briljante studente. Léa neemt ook volop deel aan het bloeiende studentenleven. Getuige daarvan zijn haar talrijke vrienden, zowel Joden als niet-Joden. Léa is een pioniersfiguur, een zeldzame vrouw in een vooralsnog vooral mannelijke studierichting.
De bruisende jonge vrouw ontmoet Stanislas Gol: een jonge, Joodse Pool die naar Luik is gekomen om geneeskunde te studeren. Coussel en Yocheved zijn niet enthousiast over de keuze van hun dochter, maar ondanks al hun bezwaren is Léa zeker van haar zaak. In 1937 trouwt ze met haar geliefde. Zonder twijfel beïnvloed door het Belgisch patriottisme van Coussel, vraagt Léa aan de Belgische staat om na haar huwelijk haar Belgische nationaliteit te mogen behouden. Met allebei een diploma geneeskunde op zak, openen Léa en Stanislas hun eigen praktijk en schrijven zo een succesverhaal.
In de jaren 1930 werken Coussel en Yocheved nog steeds hard, maar hun inspanningen worden beloond. Het ontbreekt hen aan niets. Zij kunnen hun twee dochters naar de universiteit sturen, kopen een ruimere woning aan de Rue de la Régence, nemen hun kinderen mee op vakantie…
In 1935 begint jongste dochter Minna op haar beurt aan haar universitaire studies. Ze kiest voor geschiedenis. De jonge vrouw is politiek sterk geëngageerd, beweegt zich in antifascistische kringen en verdedigt met veel passie haar overtuigingen. Op vooruitziende wijze verkondigt ze het sluipende gevaar van het nazisme en het bijbehorende extreme antisemitisme. Yocheved vreest net als haar dochter Minna de toekomst in Europa en probeert haar man te overtuigen om net als haar broers naar de Verenigde Staten te emigreren. Maar Coussel weigert, hij wil zijn familie niet achterlaten.
Op 10 mei 1940 valt nazi-Duitsland België binnen. Léa en Stanislas slaan op de vlucht en nemen Yocheved, Coussel, Minna en haar verloofde Samson in hun auto mee naar Montpellier in Frankrijk. De onzekerheid overheerst. De familie zit gevangen tussen de nazi-bezetter en het regime van Vichy. Ze vragen zich af wat te doen. De familie splitst op.
Stanislas Gol vlucht naar Portugal waar Léa en Minna zich enkele maanden later bij hem voegen. In Lissabon wordt Léa zwanger. Het echtpaar Gol-Karny weet na heel wat omzwervingen Londen te bereiken. In februari 1942 wordt hun zoon, Jean alias John, geboren. Stanislas Gol sluit zich later aan bij de Brigade Piron.
In de lente van 1942 worden Minna en Samson herenigd in Portugal, waar zij trouwen. Zij volgen een andere route dan Léa en Stanislas, en reizen naar Belgisch Congo. Samson Ajzenberg, die samen met Léa geneeskunde heeft gestudeerd in Luik, oefent er het beroep van arts uit in het “Hôpital des Noirs” in Stanleyville. Minna assisteert hem bij zijn werk.
Coussel en Yocheved beslissen, in tegenstelling tot hun dochters, om naar bezet België terug te keren. Ze omzeilen het terugkeerverbod dat door het Duits militair bezettingsbestuur is opgenomen in de eerste anti-Joodse verordening van 28 oktober 1940. Bij hun terugkeer in Luik blijkt hun woning aan de Rue de la Régence bezet door Duitsers. Coussel en Yocheved installeren zich daarom in de Rue Lairesse bij familieleden van Coussel. Het is voor het ouder echtpaar het begin van hun afdaling in de hel.
Coussel en Yocheved schrijven zich in Luik in het gemeentelijk Jodenregister in, zoals opgelegd door diezelfde eerste anti-Joodse verordening. Na de oprichting van de Vereniging van Joden in België, wordt het echtpaar lid zoals opgelegd door de anti-Joodse verordening van 25 november 1941. Vanaf de lente van 1942 gaan de nazi’s over tot de “ontjoodsing” van de economie. De handelszaak van Coussel en Yocheved wordt geliquideerd. Beroofd van hun bestaansmiddelen, lijdt het koppel opnieuw honger. In de brieven die Coussel en Yocheved aan Minna schrijven, vragen ze haar om eten te sturen. Tenslotte onderwerpen ze zich ook aan de verordening van 27 mei 1942 die Joden verplicht om de gele ster op hun kleding te dragen. Het net sluit zich langzaam om hen heen.
In september 1942 worden Coussel en Yocheved een eerste maal opgepakt. Hun Belgische nationaliteit beschermt hen echter tegen deportatie en ze worden vrijgelaten. Die vrijlating versterkt ongetwijfeld hun overtuiging dat zij beschermd worden door hun naturalisatie. Coussel weigert onder te duiken. Hij neemt vrijelijk en zonder de minste discretie in acht te nemen deel aan diverse verzetsactiviteiten. Pas wanneer de arrestaties van Joden in Luik toenemen, stemt hij ermee in zich te verstoppen. Dit duurt slechts drie maanden. Onbevangen haalt Coussel Yocheved over om terug te keren naar hun officiële adres.
Op 5 juli 1944 organiseren de nazi’s in de regio Luik een laatste grote razzia gericht tegen Joden die tot dan toe zijn ontkomen. Onder hen bevinden zich heel wat Joodse Belgen. Enkele tientallen van hen worden opgepakt. Coussel en Yocheved maken deel uit van de groep arrestanten. Ze worden eerst opgesloten in de Duitse afdeling van de citadel van Luik en worden op 26 juli overgebracht naar de Dossinkazerne in Mechelen.
Transport XXVI bestaat uit goederenwagons en vertrekt op 31 juli 1944 vanuit Mechelen naar Auschwitz-Birkenau. Ironisch genoeg zou Coussel Karny diezelfde dag ook zijn 61e verjaardag vieren. Hij noch Yocheved overleven de deportatie. Te oud om voor dwangarbeid te worden geselecteerd, wordt het echtpaar hoogstwaarschijnlijk meteen na aankomst op 2 augustus vermoord in de gaskamers in Birkenau. 207 andere gedeporteerden van dit transport, die geen misdaad hebben begaan buiten simpelweg Joods te zijn, ondergaan hetzelfde lot.