Dora Kleinmann

Dora Kleinmann was een Belgisch-Joodse vrouw afkomstig uit een gezin van zeven, bestaande uit haar ouders, Abraham Israël Kleinmann en Sara Ittel Natowitz (soms ook geschreven als Nattowitz), haar broers Joseph, Nathan en Simon en haar zus Josephina. Haar beide ouders werden geboren in Polen en trouwden daar ook op 16 mei 1903. Een aantal jaren later, in mei 1904, kwam hun eerste zoon Joseph ter wereld in Kalvaria, gelegen in het toenmalige Oostenrijk.  In februari 1906 werd ook Nathan daar geboren. Datzelfde jaar  kwam vader Abraham op 17 juni toe in Antwerpen, terwijl de rest van zijn gezin voorlopig in Kalvaria bleef. Vier jaar later, op 10 mei 1910 volgden ook zijn vrouw en zoon Nathan hem naar Antwerpen. Bij hun aankomst in België werd Joseph niet mee vermeld bij de registratie. Vermoedelijk was het kleine jongetje overleden.

Eens in Antwerpen werd op 15 januari 1911 nog een zoon, Simon, geboren. Vermoedelijk stierf ook hij jong. Tenslotte kwamen ook nog twee dochters in Antwerpen ter wereld: Josephina op 27 april 1912 en Dora op 29 oktober 1913. Na de Duitse opmars aan het begin van de Eerste Wereldoorlog, vluchtte het gezin Kleinmann naar Nederland, waar ze tijdelijk gingen wonen in Neykerk in de provincie Gelderland. Ongeveer één jaar na het einde van de Eerste Wereldoorlog, kwamen ze eind augustus 1919 opnieuw in Antwerpen wonen. Eind augustus 1937, dus al ver voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog, stierf Dora’s vader Abraham Israël Kleinmann in Antwerpen. Rond dezelfde tijd vroeg en verkreeg Dora ook de Belgische nationaliteit.

Toen Nazi-Duitsland België binnenviel op 10 mei 1940, wat leidde tot de volledige bezetting van het Belgische grondgebied, woonde het gezin op het adres Zonnewijzerstraat 34. Niet veel later volgden er 17 anti-Joodse verordeningen. Één van die verordeningen omvatte de verplichte registratie van Joden in jodenregisters. Dora liet zich registereren op 26 december 1940. Op het moment van die registratie was Dora ongehuwd en voerde ze ook geen beroep uit. In de zomer van 1941 werd het rode stempel “Jood-Juif” op haar identiteitskaart gezet. Een verordening uit mei 1942 verplichtte alle Joden vanaf 6 jaar om een gele Jodenster te dragen. Ook deze verordening onderging Dora door het ophalen van haar Jodenster in Antwerpen.

Een andere verordening bedroeg de oprichting van de Vereeniging van Joden in België, of kortweg VJB, op het einde van 1941. Alle Joden in België dienden hier verplicht lid van te worden. De Duitse bezettingsoverheid beschouwde de VJB als representatieve instelling en aanspreekpunt. Zo gebruikten de Nazi’s de VJB om de Joden te laten gehoorzamen aan de verordeningen. Werken voor de VJB zorgde echter voor een zekere bescherming tegen de deportatie. Dora kreeg binnen de VJB een baan: ze werd secretaresse bij de Israëlitische Gemeente van Antwerpen. Deze positie en haar VJB-tewerkstellingskaart bezorgden haar een gevoel van bescherming omdat aanvankelijk gezegd werd dat medewerkers van de VJB niet gedeporteerd zouden worden.

In de zomer van 1942 vonden er een aantal razzia’s plaats die steeds gericht waren op Joden zonder de Belgische nationaliteit. Joden met de Belgische nationaliteit geloofden beschermd te zijn tegen arrestatie en deportatie. In de nacht van 3 op 4 september in 1943 vond echter Atkion  Iltis plaats, de eerste en enige razzia die gericht was op Joden met Belgische nationaliteit. Tijdens die razzia werd Dora Kleinmann opgepakt samen met haar moeder, en werden ze in de Dossinkazerne in Mechelen opgesloten. Hier kwam Dora op 4 september 1943 terecht op de transportlijst voor transport XXIIB. Dit was een bijzonder transport omdat dit de eerste keer was dat Joden met een Belgische nationaliteit werden gedeporteerd. Op 20 september 1943, nog geen maand na haar opsluiting in de Dossinkazerne, werd Dora met dit transport gedeporteerd. Het transport kwam twee dagen later, op 22 september 1943, aan in Auschwitz-Birkenau. Na aankomst, zou Dora Kleinmann geen spoor meer nalaten. Ze werd op een onbekende plek, op een onbekende datum en onder onbekende omstandigheden vermoord.

Dora’s moeder Sara Ittel kwam echter nooit op een transportlijst in de Dossinkazerne terecht. Ze was ziek en werd na vijf dagen, op 7 september 1943, naar ‘Hospice Auxiliare de Bruxelles’ gevoerd. Dit was een tehuis waar zieke Joodse ouderlingen naartoe werden gestuurd om de illusie in stand te houden dat de deportatie “humaan” was. Sara Ittel bleef in het tehuis tot ze op 23 juli 1945 opnieuw in Antwerpen ging wonen. Dora’s moeder overleefde dus de gruwel van de Tweede Wereldoorlog en de Dossinkazerne, en stierf in 1952 in Antwerpen.

 

Emma Wouters
Stagiaire project 'Elke naam telt'