Edith Silbiger

Edith Silbiger, persoonlijke secretaresse van de kampcommandant, werd op transport XXIIA gezet.

Edith Silbiger
Edith Silbiger

Edith Silbiger, is geboren op 25 november 1920 in Novy-Bohemen, Tsjecho-Slowakije. Haar ouders zijn Arnold Silbiger, geboren op 23 oktober 1890 in Kenty en haar moeder Ernestine Kirschner, geboren op 24 februari 1896 in Witkovice, eveneens in Tsjecho-Slowakije. Op 6 februari 1940 komen Edith en haar ouders aan in België, waarbij Edith bij haar inschrijving voor een voorlopige identiteitskaart aangeeft dat ze is moeten vluchten uit Tsjecho-Slowakije door de inval van de Duitsers. Ze vertelt ook dat ze van plan is om binnen de 6 maanden met haar ouders België te verlaten, naar waar is niet geweten. Na hun aankomst in België vestigen ze zich in de Isabellelei in Antwerpen. Op dit moment is Edith nog steeds studente.

Wanneer de Duitsers België binnenvallen in mei 1940 wordt er een anti-Joodsbeleid ingevoerd. Als gevolg van dit beleid registreert ze zich, samen met haar ouders, in december van datzelfde jaar in het Jodenregister van Antwerpen. Vanaf dan verhuist Edith regelmatig. Zo verhuist ze in februari 1941 naar de Hortensialaan in Antwerpen. Een paar maanden later verlaat ze Antwerpen en verhuist ze naar Schaarbeek, waar ze in september 1941 wordt ingeschreven. In juni 1942 verhuist ze naar de Albertlaan in Brussel waar voor het eerst wordt vermeld dat ze werkzaam is als stenografe.

Op 22 juli 1942 wordt Edith samen met een aantal andere jonge vrouwen aangehouden tijdens de razzia in het station van Antwerpen. Na een controle wordt ze naar Breendonk gebracht waar ze een aantal dagen werd vastgehouden vooraleer ze naar de Dossinkazerne wordt overgeplaatst. Hier behoort Edith tot het zogenaamde Stammpersonal, het Joodse administratieve personeel dat wordt aangeduid met de letter P. Samen met 10 andere jonge vrouwen wordt zij gekozen om als secretaresse te werken. Dit dankzij haar voorgeschiedenis in de dactylografie en het feit dat ze de Duitse taal beheerst. Zo staat ze in voor het inschrijven van nieuwe geïnterneerden, het controleren van binnengekomen pakjes en helpt ze in de ziekenboeg. Ook wordt ze de persoonlijke secretaresse van kampcommandant Frank. In het kamp slaagt Edith erin om contact te houden met haar ouders, zo schrijft ze op 30 september 1942 een brief naar haar vader. Uitgaande post van de Dossinkazerne diende in het Duits geschreven te zijn zodat de Duitsers de teksten konden controleren. Zo konden ze voorkomen dat de gevangenen hun toestand aanklaagden.

Wanneer de kampcommandant ontdekt dat de Joodse dokter Fritz Basch geld verduisterd, worden Basch en iedereen die verdacht werd van medewerking op de lijst van transport XXIIA ingeschreven. Hieronder valt ook Edith Silbiger, niet omdat ze meewerkte, maar een hechte band had met dokter Fritz heeft. Ze overleeft de deportatie niet. Over haar ouders is niet geweten hoe zij de oorlog doormaakten.

Bron: Laurence Schram, Dossin: wachtkamer van Auschwitz, Lannoo, 2018, 98-123.

Kaatje Langens