Familie Kurier

De familie Kurier ontvluchtte Oostenrijk uit schrik voor vervolging door de Gestapo. Moeder Fryme Eisgrau stierf al in 1924. Vader Hersch Kurier en zijn kinderen Frederika, Jeannette en Regine werden allemaal gedeporteerd vanuit de Dossinkazerne in Mechelen naar Auschwitz-Birkenau. Niemand van de familie Kurier overleefde de oorlog.

Familie Kurier
Hersch Kurier

Hersch Kurier en Fryme Eisgrau werden beide geboren in Polen: Hersch op 16 januari 1863 en Fryme op 13 augustus 1873. Ze trouwden in 1894. Het echtpaar kreeg drie kinderen: oudste dochter Frederika werd geboren op 1 oktober 1899 in Wenen, Jeannette op 27 februari 1904 in diezelfde stad en jongste dochter Regine op 12 juli 1908 in Boskowitz (Tsjechië). Moeder Fryme Eisgrau stierf al in 1924.

De familie Kurier woonde in Wenen, de hoofdstad van Oostenrijk, op Gausplatz 6. Enkel Frederika woonde elders, namelijk op Kaschlgasse 6. Frederika trouwde met Abraham Strick op 18 juni 1922. Samen kregen ze drie kinderen: Gertrude, Lilly en Herbert. Dochter Jeannette Kurier trouwde op 25 mei 1928 in Wenen met Siegfried Ehrenfreund maar het koppel scheidde 9 jaar later, in 1937.

In januari 1939 ontvluchtten Hersch Kurier en zijn drie dochters Regine, Jeannette en Frederika Oostenrijk uit schrik voor vervolging door de Gestapo. De kinderen van Frederika verbleven op dat moment al in Londen. De familie Kurier verklaarde bij aankomst in België over voldoende middelen te beschikken om te kunnen overleven zonder werk. Hersch en zijn drie dochters betraden het Belgisch grondgebied te voet, via Keulen. Het viertal werd in eerste instantie niet ingeschreven in het vreemdelingenregister. Ze gingen wonen op Somersstraat 49 in Antwerpen.

Vader Hersch en zijn dochters kregen elk een reiswijzer die geldig was tot 31 augustus 1939. Ondertussen huurden ze een kamer in Nottebohmstraat 4 in Antwerpen. Twee maanden later, in november 1939, werd de familie Kurier ingeschreven in het vreemdelingenregister. Die inschrijving werd nadien verlengd tot eind november 1940. Om in hun onderhoud te voorzien konden ze beroep doen op het Belgisch steunfonds: zowel op de Commissie Voor Openbare Onderstand (CVOO), vandaag gekend als het OCMW, als op de Joodse comiteit Ezra. Dit was een Antwerpse hulporganisatie die actief was voor joodse transmigranten, voornamelijk tussen 1918-1940.

Abraham Strick, de echtgenoot van Frederika, volgde zijn echtgenote Frederika naar België. Hij verklaarde ook gevlucht te zijn voor de Gestapo die hem zelfs 10 dagen opsloot en mishandelde in Wenen. Om in zijn onderhoud te voorzien zou hij geld krijgen van een tante in Amerika. België zou, net als voor de familie Kurier, een tussenstop zijn om nadien door te reizen naar Amerika. Op 28 oktober 1939 kwam Abraham aan in Antwerpen en ging hij, samen met Frederika die al in België verbleef, wonen op Lange Ruusbroecstraat 4. Abraham werd echter ervan beschuldigd illegaal in België te verblijven en werd opgepakt. Op 15 april werd hij in de gevangenis van Antwerpen opgesloten. Hij diende daarop een aanvraag in om samen met Frederika overgeplaatst te worden naar het penitentiair centrum in Marneffe zodat ze samen konden zijn. Zo ver kwam het nooit. Abraham kwam onder onbekende redenen in Frankrijk terecht en werd op 2 september 1942 met konvooi 27 vanuit Drancy naar Auschwitz-Birkenau gedeporteerd en overleefde niet.

Na de Duitse inval in België op 10 mei 1940 gehoorzaamden Hersch, Regine, Jeannette en Frederika de anti-Joodse wetten van het bezettingsbestuur. In december 1940 schreven ze zich in het gemeentelijk Jodenregister van Antwerpen in, en in maart 1942 werden ze lid van de Jodenvereniging. Tussen 21 december 1940 en 12 februari 1941 kwamen 3.401 Antwerpse vreemdelingen – in regel vooral Joden – op bevel van de Duitse bezetter in de provincie Limburg toe. Zij werden verdeeld over 43 dorpen en steden, en dienden in het gemeentehuis van de lokaliteit waar ze werden ondergebracht dagelijks voor aanwezig te tekenen. Aangezien de familie Kurier begin 1941 in het Limburgse dorp Berbroek werd ingeschreven, zijn zij waarschijnlijk vier van die 3.401 Antwerpse uitgewekenen. In mei 1941 kwamen Hersch en zijn dochters terug naar Antwerpen en vestigden ze zich op Rolwagenstraat 42.

Dochters Regine en Jeannette gingen in augustus 1942 in op het Arbeitseinsatzbefehl, het tewerkstellingsbevel dat door de Sipo-SD werd uitgevaardigd. Als ‘arbeidsplichtigen’ werden ze opgeroepen naar het verzamelkamp van Mechelen om nadien gedeporteerd te worden. Ze werden op transport II geplaatst dat op 11 augustus 1942 vertrok vanuit de Dossinkazerne met bestemming Auschwitz-Birkenau. Regine en Jeannette overleefden de oorlog niet.

Hersch en Frederika werden tijdens de tweede grote razzia in de nacht van 28 op 29 augustus 1942 in Antwerpen opgepakt. Vader Hersch en dochter Frederika werden op transport VII gezet dat vertrok vanuit de Dossinkazerne van Mechelen naar Auschwitz-Birkenau op 1 september 1942. Hersch en Frederika werden eveneens vermoord. Niemand van de familie Kurier overleefde dus de oorlog.

 

Info publicatie:

ADRIAENS Ward, STEINBERG Maxime (e.a.), Mecheln-Auschwitz, 1942-1944. De vernietiging van de Joden en zigeuners van België, 4 delen (deel 1), Brussel, 2009.

Dieter Porton