Familie Wolff-Halpert

De familie Wolff-Halpert hoopte op een nieuw leven aan de andere kant van de oceaan, maar geraken nooit ter plaatse.

Familie Wolff-Halpert
Hans Wolf

Hans Paul Wolff (°10/03/1897 te Schroda, Polen), doet samen met zijn vrouw Else Halpert (°1/12/1897 te Bomst, Polen), en dochter Henny Erika Wolff (°6/01/1926 te Schwiebus, Polen), in juli 1939 een aanvraag om naar België te mogen migreren. Hij is landbouwer en geeft aan dat zijn gezin niet van plan is zich permanent in België te vestigen, ze willen namelijk doorreizen naar Montevideo. Montevideo heeft in juni 1939 toestemming gegeven aan het gezin van Wolff om de gekochte grond in Rivera te bewerken met landbouw en fruitteelt. Ook zouden Wolff en zijn gezin uiteindelijk toestemming krijgen om permanent daar te verblijven.

Op 8 mei 1940 komt het gezin toe in België waar ze gaan wonen op Koninklijke Sinte-Mariastraat 63 in Schaarbeek. Bij de Duitse inval proberen ze te vluchten naar Frankrijk, maar Hans wordt door de Belgische politie opgepakt op 10 mei en aan de Franse autoriteiten overgeleverd. Zij sturen hem naar het interneringskamp Gurs in de Franse Pyreneeën. Na de Belgische capitulatie installeert het bezettingsbestuur een regime gekenmerkt door anti-Joodse wetten. Else en Henny dienen zich te laten registeren in het Jodenregister, waarbij ze twee woonplaatsen aangeven: Rogierstraat in Schaarbeek en Doornikstraat in Vorst. In maart 1942 keert Hans terug naar België waarna ook hij zich inschrijft in het Jodenregister.

Hans kan slecht een paar maanden uit handen van de Duitsers blijven vooraleer hij weer wordt opgepakt in augustus 1942 en naar de Mechelse Dossinkazerne wordt gestuurd. Hier kan hij dankzij zijn Duitse nationaliteit aan de slag als verpleger. Hij heeft als landbouwer weliswaar geen medische kennis, maar zijn Duitse nationaliteit blijkt belangrijker te zijn dan een geneeskundige opleiding. Als verpleger is Hans de rechterhand van de Joodse kampdokter Fritz Basch en is hij zeer toegewijd waardoor hij ook veel sympathie krijgt van de geïnterneerden. Wanneer kampcommandant Frank ontdekt dat Basch geld verduistert, worden Basch, Wolff en iedereen die verdacht werd van medewerking in de gevangenis van Sint-Gillis opgesloten. Hierna worden de verdachten terug naar Mechelen gestuurd, waar ze worden ingeschreven op de lijst van transport XXIIA. Niet enkel de verdachten worden gedeporteerd, maar ook hun familie. Hans, Else en Henny Erika overleven de oorlog niet.

Bron: Laurence Schram, Dossin: wachtkamer van Auschwitz, Lannoo, 2018, 175.

Kaatje Langens