Omwille van gezondheidsproblemen bij de vader van Malka Sperber kwam het gezin naar België. Moeder en beide zonen gingen in op het Arbeitseinsatzbefehl, het tewerkstellingsbevel dat door de Sipo-SD werd uitgevaardigd. Met transport V werden ze vanuit de Dossinkazerne in Mechelen gedeporteerd naar Auschwitz-Birkenau. Zij overleefden het niet. Het lot van vader Abraham Bezem is…
Malka Sperber en Abraham Bezem werden allebei geboren in Polen: Malka in Cieszanów in 1904 en Abraham drie jaar eerder, in 1901, in Rudawa. In 1925 trouwden ze in Rudawa. Het koppel kreeg twee zonen. Israël Jozef Bezem, hun eerste zoon, werd geboren op 5 april 1926. Hun tweede zoon, Mordcha Bezem, werd een jaar later geboren op 22 augustus 1927.
In mei 1933 kwam Malka, zonder haar man Abraham Bezem en kinderen, in België aan met een tijdelijk visum om haar ouders te kunnen bezoeken en er een tijdje te verblijven. Hoewel Malka bij haar inschrijving aangaf dat ze ongehuwd was, bleek ze later nog steeds gehuwd te zijn met Abraham Bezem, die haar vanuit Polen onderhield. Vermoedelijk was het koppel religieus getrouwd. Het pad van Malka tussen 1933 en 1938 was onduidelijk. Sommige bronnen melden dat ze op 5 juni 1933 naar Scheveningen in Nederland verhuisde. Volgens het vreemdelingenregister vertrok ze echter terug naar Polen. In december 1938 keerde Malka terug van Amsterdam naar Antwerpen waar zij tijdelijk verbleef bij haar zus. Vervolgens ging ze wonen bij haar ouders in de Steenbokstraat. Haar jongste zoon Mordcha verhuisde op dit moment mee met Malka van Amstellaan 112 in Amsterdam naar Borgerhout. Hoe hij van Polen naar Nederland verhuisde is ons niet bekend. Malka’s oudste zoon Israël Jozef was in 1937 al in Antwerpen aangekomen en woonde reeds in bij zijn grootvader Michael Sperber.
Op 13 april 1939 vroeg Malka een verlenging aan om in Antwerpen te blijven. Deze werd echter geweigerd waardoor ze uiteindelijk op 30 augustus 1939 gevraagd werd het rijk binnen de vijftien dagen te verlaten. Officieel verliet Malka noodgedwongen het land op 8 september 1939 samen met haar jongste zoon Mordcha maar Malka verdook zich mogelijk samen met haar zonen bij Michael Sperber in de Steenbokstraat. Eind december 1939 verhuisde ze van Steenbokstraat 35 naar Bloemstraat 49 in Borgerhout. Op 4 januari 1940 schreef Malka zich in het vreemdelingenregister in. Officieel zou ze in de Bloemstraat verblijven tot juli 1941.
In mei 1940 viel nazi-Duitsland België binnen. Moeder Malka en zonen Israël Jozef en Mordcha gehoorzaamden de anti-Joodse wetten van het bezettingsbestuur. Eind 1940 schreven ze zich in het gemeentelijk Jodenregister van Antwerpen in, en in 1942 werden ze lid van de Jodenvereniging. Tussen 21 december 1940 en 12 februari 1941 kwamen 3.401 Antwerpse vreemdelingen – in regel vooral Joden – op bevel van de Duitse bezetter in de provincie Limburg toe. Zij werden verdeeld over 43 dorpen en steden, en dienden in het gemeentehuis van de lokaliteit waar ze werden ondergebracht dagelijks voor aanwezig te tekenen. Aangezien het gezin van Malka op 11 januari 1941 in het Limburgse dorp Alken werd ingeschreven, zijn zij waarschijnlijk drie van die 3.401 Antwerpse uitgewekenen. In mei 1941 kwamen Malka en haar zonen terug naar Antwerpen en vestigden ze zich in de Lamorinierestraat. Hier bleven ze tot de dag dat ze zich aanmeldden in de Dossinkazerne.
Moeder en zonen werden op 25 augustus 1942 met transport V vanuit de Dossinkazerne naar Auschwitz-Birkenau gedeporteerd. Ze gingen zoals 487 van de 996 Joden op dit transport in op het Arbeitseinsatzbefehl, het tewerkstellingsbevel dat door de Sipo-SD werd uitgevaardigd. Als ‘arbeidsplichtigen’ werden ze opgeroepen naar het verzamelkamp van Mechelen om nadien gedeporteerd te worden. Alle drie werden ze vermoord in Auschwitz, net als 99,3 procent van de gedeporteerden van dit transport. Het lot van vader Abraham Bezem is ons onbekend.
Info publicatie:
ADRIAENS Ward, STEINBERG Maxime (e.a.), Mecheln-Auschwitz, 1942-1944. De vernietiging van de Joden en zigeuners van België, 4 delen (deel 1), Brussel, 2009.