Gezin Eijsman-Kaganowitsch

Anna Kaganowitsch en Wolf Eijsman trouwden op 25 juli 1934 in Maastricht. Een jaar later, op 6 mei 1935, kregen ze hun eerste en enige kind: Catherine. Anna en Catherine werden met transport XI en Wolf met transport XII vanuit de Dossinkazerne naar Auschwitz-Birkenau gedeporteerd. Ze overleefden de oorlog niet.

Gezin Eijsman-Kaganowitsch
Anna Kaganowitsch

Anna Kaganowitsch werd geboren op 14 december 1895 in Warschau, de hoofdstad van Polen. Ze kwam op 10 november 1930 in België aan en ging wonen op Rue Général Jacques de Dixmude 3 in Luik. Anna kreeg een visum voor een maand, uitgegeven op 17 november 1930. Ze werkte er als arbeidster in de glasfabriek “Verreries des Hamendes Lambert de Merxem”. Twee dagen voor haar visum verviel, verhuisde ze naar Somersstraat 15 in Antwerpen. Anna kwam uit een gezin van 6. Haar beide ouders waren reeds gestorven en haar twee broers en enige zus woonden al in Luik. Eén van haar broers, Benoit, vroeg aan de Belgische overheid om Anna een permanente verblijfsvergunning te verlenen. Benoit zou helpen voorzien in haar onderhoud.

In mei 1931 schreef advocaat Maria Claessens een brief naar het Ministerie van Justitie met het verzoek om Anna een definitief verblijf te verlenen. Claessens haalde dezelfde familiale argumenten aan als Benoit, de broer van Anna. Op 10 juli 1931 besloot de overheid toch dat Anna België moest verlaten.

Gezin Eijsman-Kaganowitsch
Wolf Eijsman

Ze werd geadviseerd om naar het buitenland te vertrekken en van daaruit officieel toestemming te vragen om België binnen te komen. Anna kreeg tot 10 augustus 1931 de tijd om België te verlaten maar ze volgde het bevel niet op. Van 10 augustus 1931 tot 29 maart 1932 zou ze in Luik gewoond hebben op Rue St. Léonard. Vervolgens trok Anna enkele dagen naar het buitenland, vermoedelijk naar Frankfurt, vermits ze daar een visum voor België kreeg.

Op 4 april 1932 keerde Anna terug naar België. Ze ging wonen in Antwerpen op Kruikstraat 4 en vroeg opnieuw een definitieve verblijfsvergunning in België aan. Hoewel ze in het bezit was van een visum, geldig voor drie maanden, werd er een negatief advies gegeven. Dat ze het uitwijzingsbevel van augustus 1931 genegeerd had, speelde in haar nadeel. Bijgevolg werd Anna’s aanvraag afgewezen en moest ze op 2 juli 1932 België opnieuw verlaten.

Op 25 juli 1934 trouwde Anna met Wolf Eijsman in Maastricht. Wolf werd geboren op 6 november 1904 in Amsterdam. Op 2 juli 1928 kwam hij aan in België en vestigde zich op Vestingstraat 40 in Antwerpen met zijn vader Zacharias. Wolfs moeder, Kaatje van der Sluis, was al in 1923 overleden. In oktober 1931 verkreeg Wolf een Belgisch visum van onbepaalde duur maar als handelsreiziger woonde hij afwisselend in Nederland en België.

Na hun huwelijk kwamen Anna en Wolf in november 1934 in België aan en gingen ze wonen in de Rue Grétry in Luik. In februari 1935 vroegen zowel Anna als Wolf een Belgische vreemdelingenidentiteitskaart aan en een maand later werd hen die gegeven. Op 6 mei 1935 werd hun eerste en enige kind Catherine geboren in Luik. Vier maanden later, op 16 september 1935 verhuisde het gezin Eijsman-Kaganowitsch naar Rue Bonne Femme in Grivegnée.

In mei 1940 viel Nazi-Duitsland België binnen. Wolf, Anna en Catherine gehoorzaamden de anti-Joodse wetten van het bezettingsbestuur. Op 27 november 1940 schreven ze zich in het gemeentelijk Jodenregister van Grivegnée in, en op 8 mei 1942 werden ze lid van de Jodenvereniging.

Moeder Anna en dochter Catherine werden op 25 september 1942 gearresteerd en in de Dossinkazerne ingeschreven op de deportatielijst van transport XI onder de nummers 2733 en 2734. Zij waren twee van de 57 Joden uit Luik die slachtoffer waren van een gerichte arrestatie. Transport XI, het omvangrijkste transport van heel de deportatie uit Mechelen, vertrok op 26 september vanuit de Dossinkazerne naar Auschwitz-Birkenau. Gezien de leeftijd van Catherine – ze was 6 jaar – werd ze samen met haar moeder vermoedelijk meteen na aankomst in het kamp op 28 september 1942 naar de gaskamer gestuurd.

Vader Wolf werd op transport XII gezet. De omstandigheden van zijn arrestatie zijn ons onbekend. Transport XII vertrok samen met transport XIII op 10 oktober 1942 vanuit de Dossinkazerne en vormde zo één trein met 1681 gedeporteerden. Het was de laatste maal dat een transport uit Mechelen in Kosel stopte en de werkbekwame mannen tussen vijftien en vijftig jaar het bevel kregen daar uit te stappen om naar werkkampen in de buurt te worden gestuurd. Het transport omvatte 346 mannen in die leeftijdsgroep, waaronder ook Wolf. Het is ons onduidelijk of Wolf uitstapte in Kosel maar hij overleefde alleszins de oorlog niet.

 

Info publicatie:

ADRIAENS Ward, STEINBERG Maxime (e.a.), Mecheln-Auschwitz, 1942-1944. De vernietiging van de Joden en zigeuners van België, 4 delen (deel 1), Brussel, 2009.

Dieter Porton