Gezin Fajbusiewicz- Abramowicz

Het gezin heeft veel tragische gebeurtenissen meegemaakt. Het antisemitisme werd hen uiteindelijk fataal.

Gezin Fajbusiewicz- Abramowicz
Moszek Fajbusiewicz

Moszek Fajbusiewicz (°18/05/1900, Lodz in Polen) verhuist in januari 1926 vanuit Nancy in Frankrijk naar België. Eens hij zich in Brussel vestigt, gaat hij aan de slag als kapper in de Krakeelstraat. Zijn vrouw Faiga Abramowicz (°08/07/1897, Lodz in Polen) volgt met hun dochtertje Erna (°12/08/1925, Lodz) een paar weken later vanuit Nancy. In februari is het gezin herenigd en wonen ze in de Ons-Heerstraat in Brussel. Een paar maanden later wordt het gezin getroffen door de dood van hun dochtertje, die het leven laat op amper eenjarige leeftijd. Op het einde van datzelfde jaar verwelkomen Moszek en Faiga hun eerste zoontje, Adolphe (°03/12/1926, Brussel). In 1928 verhuist het gezin naar Anderlecht en gaan ze wonen in de d’Aumalestraat. Datzelfde jaar wordt hun tweede zoon geboren: Israël (°25/12/1928, Brussel). Na een kort verblijf in Anderlecht verhuizen ze weer naar Brussel en gaan ze wonen op de Zuidlaan.

Moszek start zijn eigen zaak. Gedurende een paar maanden in 1933 huurt hij samen met collega Towia Koilski een kapsalon in de Wasserijstraat. Dit kapsalon met inboedel was eigendom van de pool Wolf Rybsztain. Na een paar maanden verhuizen de kappers echter naar de Huidevettersstraat. In deze straat gaat het gezin van Moszek uiteindelijk ook wonen. In 1935 wordt er hun jongste kind geboren: Armand (°03/05/1935, Brussel).

Op 10 mei 1940 valt Duitsland België binnen. Diezelfde dag probeert Moszek naar Frankrijk te vluchten om zich bij het Poolse Legioen te voegen. Hij wordt echter tegengehouden en keert terug naar zijn gezin. In december schrijft Moszek zich in het Jodenregister in. In 1942 meldt het gezin zich aan bij de Jodenvereniging van Brussel, op dat moment wonen ze nog steeds in de Huidevettersstraat.

Op 26 juni 1942 wordt Moszek door het Arbeidsambt naar Noord-Frankrijk gedeporteerd waar hij net zoals 2.251 andere Joodse mannen als dwangarbeider tewerkgesteld wordt door Organisation Todt, een Duits bedrijf verantwoordelijk voor de bouw van de Atlantic Wall. Het is onduidelijk of Moszek ontsnapt uit het werkkamp in Frankrijk, of dat hij wordt vrijgelaten. Hij weet in elk geval naar België terug te keren. Moszek wordt onder ons onbekende omstandigheden opgepakt en in de Dossinkazerne geïnterneerd. In januari 1943 ontdekt kampcommandant Philip Schmitt dat enkele Joodse gevangenen gefraudeerd hebben met de postpakketten in het kamp. Hij laat 37 mannen – waaronder Moszek – als straf op 11 januari 1943 overbrengen naar Breendonk. Slechts 25 van hen overleven het strafkamp en worden in juni 1943 terug naar de Dossinkazerne gebracht. Moszek wordt er op 4 juni 1943 ingeschreven als persoon 505 op transport XXI. Deze trein verlaat Mechelen op 31 juli 1943 en komt op 2 augustus 1943 in Auschwitz-Birkenau aan. Moszek overleeft niet.

Moszek was in januari 1943 al in de Dossinkazerne. Mogelijk kwam hij er gelijktijdig aan met zijn vrouw en zoontjes. Faiga wordt samen met Adolphe, Israël en Armand op 4 december 1942 ingeschreven op de deportatielijst van transport XVIII. De omstandigheden van hun arrestatie zijn ons onbekend. Moeder en kinderen worden op 15 januari 1943 gedeporteerd naar Auschwitz-Birkenau. Geen van hen overleeft.

Kaatje Langens