Gezin Fingherman

Mosché Fingherman, een 40-jarige Roemeense winkelier, woont op de Plantin en Moretuslei in Borgerhout. Zijn vrouw Rosa Obrijan (42), is ook een Roemeense. Hun kinderen zijn geboren in Antwerpen.

Gedeporteerd vanuit de Dossinkazerne op 26 september 1942 met transport 11
Mosché Fingherman, zijn vrouw Rosa Obrijan en hun kinderen, Bertha, Salomon en Georges Léon
Mosché Fingherman, een 40-jarige Roemeense winkelier, woont op de Plantin en Moretuslei in Borgerhout. Zijn vrouw Rosa Obrijan (42), is ook een Roemeense. Hun kinderen zijn geboren in Antwerpen, Bertha in 1927, Salomon in 1929 en Georges Léon in 1931. Ze zijn respectievelijk 15, 12 en 11 jaar oud wanneer ze gearresteerd worden. Dat gebeurt na de valstrik met de rantsoenzegels op het gemeentehuis van Borgerhout, op 11 en 12 september 1942. Door die valstrik kunnen 61 Joden op de Plantin en Moretuslei aangehouden worden. In de Dossinkazerne slaagt Mosché Fingherman erin een baantje te krijgen bij het Joodse personeel van het kamp, en wel als pakjesdrager. Hij ontloopt de deportatie en zal ten slotte worden bevrijd. Zijn gezin daarentegen vertrekt met transport 11. Een moeder vergezeld van drie kinderen heeft geen enkele overlevingskans. Dit transport heeft het hoogste percentage onmiddellijk vermoorde vrouwen en meisjes, van wie 94 procent wordt vergast nadat ze uit de trein stappen.
Publicatieinfo

ADRIAENS Ward, STEINBERG Maxime (e.a.), Mecheln-Auschwitz, 1942-1944. De vernietiging van de Joden en zigeuners van België, 4 delen, Brussel, 2009.

Dr. Maxime Steinberg & Dr. Laurence Schram