Gezin Lisak-Kaplan

Moses Lisak en Esther Kaplan werden geboren in Kalisz (Polen). Ze kwamen eind januari 1939 aan in België als tussenstop om te emigreren naar Uruguay. Op 19 januari 1935 kregen ze een dochter: Ruth. Moses en Lisak werden gedeporteerd met transport XXIII vanuit de Dossinkazerne naar Auschwitz-Birkenau. Ruth werd niet gedeporteerd en overleefde de oorlog.

Gezin Lisak-Kaplan
Moses Lisak

Moses Lisak en Esther Kaplan werden beide geboren in Kalisz (Polen): Moses op 25 april 1896 en Esther op 23 oktober 1901. In 1932 trouwden Moses en Esther religieus in Keulen en drie jaar later kregen ze daar hun eerste en enige kindje: Ruth Lisak. Zij werd geboren op 19 januari 1935. Eind januari 1939 kwam het gezin Lisak-Kaplan aan in België en ging wonen op Edelknaapstraat 58 in Elsene. Ze zouden naar eigen zeggen België zien als tussenstop om te emigreren naar Uruguay.

De Belgische overheid kende hen echter een laissez-passer toe die verviel op 10 maart 1939. Het gezin moest dus het land verlaten voor die datum. Na het verstrijken van die periode woonden Moses, Esther en Ruth echter nog steeds in Elsene. Moses verklaarde zijn Poolse nationaliteit verloren te zijn waardoor een terugkeer naar Polen onmogelijk was. Daarop kregen Moses en zijn gezin een reiswijzer geldig tot 20 april 1939 die nadien telkens verlengd werd. In juni 1939 verklaarde Moses echter geen bewijs te kunnen leveren dat hij effectief staatloos was. De overheid besliste daarom dat hij en zijn gezin België binnen 15 dagen moesten verlaten.

Gezin Lisak-Kaplan
Esther Kaplan

Het gezin Lisak-Kaplan zette alle mogelijke middelen in om in België te mogen blijven. Eind augustus 1939 kreeg Moses bijvoorbeeld een reiswijzer van acht dagen, maar hij vertrok niet en vroeg daarentegen opnieuw een verblijf van twee à drie maanden aan. Hij haalt in zijn brief aan de overheid meerdere redenen aan waarom hij zou moeten blijven: Hij woonde in België sinds 26 januari 1939, hij zou staatloos zijn, zijn schoonbroer in Uruguay zou het nodige hebben gedaan voor de emigratie daarnaartoe en zijn vrouw Esther en dochter Ruth verdienden genade.

Op 19 augustus 1939 trouwden Moses en Esther in Elsene voor de wet. Het echtpaar werd ook ingeschreven in het vreemdelingenregister. Hun verblijfsvergunning zou jaarlijks verlengd worden. Moses, Esther en Ruth verhuisden opeenvolgend van Livornostraat in Elsene naar Rue du Warchat in Charleroi om zich vervolgens terug in Elsene te vestigen op Livornostraat 105. In mei 1940 viel Nazi-Duitsland België binnen. Het gezin Lisak-Kaplan gehoorzaamde de anti-Joodse wetten van het bezettingsbestuur. Op 19 december 1940 schreven ze zich in het gemeentelijk Jodenregister in, en in 1942 werden ze lid van de Jodenvereniging.

Vader Moses en moeder Esther werden gearresteerd en op 10 november 1943 ingeschreven op de lijst van transport XXIII onder de nummers 420 en 421. Transport XXIII vertrok op 15 januari 1944 samen met een speciaal transport voor Roma vanuit de Dossinkazerne in Mechelen naar Auschwitz-Birkenau. Moses en Esther overleefden de oorlog niet. Dochtertje Ruth werd niet gedeporteerd en overleefde de oorlog. Nadien migreerde ze naar de Verenigde Staten.

 

Info publicatie:

ADRIAENS Ward, STEINBERG Maxime (e.a.), Mecheln-Auschwitz, 1942-1944. De vernietiging van de Joden en zigeuners van België, 4 delen (deel 1), Brussel, 2009.

Dieter Porton