Gezin Nirenberg-Karpman

De familie Nirenberg, een gebroken familie, zes doden zonder graf.

Gedeporteerd vanuit de Dossinkazerne op 29 augustus 1942 met transport 6
Het gezin Nirenberg in de jaren ‘30: Chaja Fajga, haar broers Szmul en Mojsza, hun grote zus Chana en hun ouders Abram Nirenberg en Estera Tyla Karpman

Ondanks de grote paniek na de eerste razzia van 15 augustus 1942  in Antwerpen bieden 823 mensen zich aan met hun oproepingsbrief. Dit verklaart waarom er zo weinig kinderen en bejaarden op dit transport zitten. Maar weinig is niet ‘geen’. Voor we ingaan op de historie van de familie Nirenberg, geven we eerst nog even aandacht aan de jongste en oudste gedeporteerde van tranpsort VI.

De jongste gedeporteerde van dit transport is een baby van amper 8 maanden. Waarom komen kleine Rosa Dunst en haar ouders dan naar het SS-Sammellager in Mechelen op 21 augustus? De Moeder, Seraphine Forst, 33 jaar, ontving wel een oproepingsbrief en meldt zich daarmee aan. Vader Michael-Arthur Dunst, 32 jaar en fotograaf uit Schaarbeek is, samen met zijn dochter Rosa, een van de gedeporteerden die wordt ingeschreven met de vermelding « K.V » wat betekent dat ze geen oproepingsbrief kregen. Vergezelden Michael-Arthur en dochter Rosa Seraphine in de hoop dat ze zou worden vrijgesteld van het verplichte werk? We zullen het nooit weten.

Léon Raske, 64 jaar, is de oudste van Transport VI. Ondanks zijn gevorderde leeftijd, krijgt deze Antwerpse diamantslijper wel een brief in de bus. Zijn oproepingsbrief draagt het nummer 3 100.

Noch Rosa, noch Léon overleeft. Hetzelfde geldt voor de familie Nirenberg.

Abraham is ook voorzanger van de Israëlitische gemeenschap « Nichum Avelim », die gevestigd is in de Lange Kievitstraat, 134. Hij komt als eerste van het gezin aan in België en doet meteen de nodige aanvragen om de rest van het gezin te laten overkomen vanuit Polen opdat hij zijn religieuze functies kan hernemen. Dat gebeurt in 1934.

Abraham Nirenberg (45j.), zijn echtgenote Esthera Karpman (49j.), en hun drie kinderen Chana (22j.), Mosjza (17j.) en Chana Fajga (14j.) maken deel uit van de 823 mensen met een oproepingsbevel. Hun oproep voor dwangarbeid draagt de nummers 713, 714, 715, 730 en 731.

De deportatielijst is het laatste spoor. Ze verdwenen en we hebben geen idee wanneer, hoe en waar ze zijn omgekomen.
Wat we wel weten, is dat de 35 overlevenden van Transport VI allemaal mannen zijn die verplicht uitstapten in Kosel om dwangarbeid te verrichten in werkkampen, zoals Natan Ramet. Hebben Abraham en Mojsza gevolg gegeven aan het SS-bevel om in Kosel uit de trein te stappen en lieten ze daar Esthera, Chana Fjaga en Chana achter? Of vervolgden ze samen de reis naar Auschwitz-Birkenau, omdat ze weigerden hen achter te laten?  Werden ze vermoord in de gaskamers van Birkenau of werden ze aan het werk gezet in het concentratiekamp ?

Vele vragen waarop geen enkele historicus een antwoord kan geven.

Het laatste kind, Szmul, werd pas later gedeporteerd met Transport XVI, nadat hij aan het werk werd gezet in de kampen in Noord-Frankrijk. Tijdens de selectie werd hij geschikt bevonden door de SS om te werken. In Auschwitz  krijgt hij het nummer 72 706 getatoeëerd op zijn arm. Hij is 17 als hij aankomt in Auschwitz en bezwijkt onder het harde werk van het uitroeiingssysteem.

Publicatieinfo

ADRIAENS Ward, STEINBERG Maxime (e.a.), Mecheln-Auschwitz, 1942-1944. De vernietiging van de Joden en zigeuners van België, 4 delen, Brussel, 2009.

Dr. Maxime Steinberg & Dr. Laurence Schram