Gezin Wahl-Keller

Iedereen van het gezin Wahl-Keller, buiten vader Seinwel Hersz Wahl en dochter Lea, werd gedeporteerd vanuit de Dossinkazerne in Mechelen naar Auschwitz-Birkenau. Niemand overleefde de deportatie. Seinwel overleefde de oorlog maar stierf al in 1946.

Gezin Wahl-Keller
Sara Zysel Keller

Seinwel Hersz Wahl en Sara Zysel Keller werden beide geboren in Polen. Seinwel op 20 april 1894 in Tarnobrzeg en Sara op 18 juni 1895 in Przeszow. Ze trouwden op 28 juli 1921 in de Duitse hoofdstad Berlijn. Anderhalve maand nadat hun huwelijk erkend werd door een burgerlijke rechtbank, kreeg het echtpaar hun eerste kind: Rebekka Klara werd geboren op 10 september 1921 in diezelfde stad. Drie jaar later kregen Seinwel en Sara hun tweede kind: Esther Rachel werd geboren op 20 november 1924 in Hannover. In 1925 verliet het gezin Wahl-Keller Duitsland en kwamen ze aan in België. Ze vestigden zich op Ferdinand Coosemansstraat 125 in Berchem. In april 1925 vroeg Seinwel een definitief verblijf aan voor zichzelf, zijn vrouw en twee kinderen. Ze verhuisden nadien naar Boomgaardstraat 211.

Seinwel was een diamantbewerker en voorzag in het onderhoud van zijn gezin. Dat breidde ondertussen nog verder uit: Paula werd geboren op 31 juli 1926, Jacob op 12 september 1928, Lea op 2 april 1934 en Myriam op 2 december 1937, allemaal in Antwerpen. Jongste dochtertje Myriam overleed helaas enkele maanden later op 15 februari 1938. Het kroostrijk gezin verhuisde nog enkele keren maar woonde uiteindelijk op Lamorinierestraat 175 in Antwerpen. In mei 1940 viel Nazi-Duitsland België binnen. Het gezin Wahl-Keller gehoorzaamde de anti-Joodse wetten van het bezettingsbestuur. Op 20 december 1940 schreven ze zich in het gemeentelijk Jodenregister van Antwerpen in, en op 14 april 1942 werden ze lid van de Jodenvereniging.

Oudste dochters Rebecca Klara, Esther Rachel en Paula gingen in augustus 1942 in op het Arbeitseinsatzbefehl, het tewerkstellingsbevel dat door de Sipo-SD werd uitgevaardigd. Als ‘arbeidsplichtigen’ werden ze opgeroepen naar het verzamelkamp van Mechelen om nadien gedeporteerd te worden. De zusjes werden onder de nummers 979, 980 en 981 op transport V geplaatst dat op 25 augustus 1942 vertrok vanuit de Dossinkazerne met bestemming Auschwitz-Birkenau. Ze overleefden de oorlog niet.

Moeder Sara Zysel en zoon Jacob werden op de lijst van transport XII ingeschreven onder de nummers 237 en 238. Transport XII vormde samen met transport XIII één trein van 1681 gedeporteerden die op 10 oktober 1942 vanuit de Dossinkazerne in Mechelen richting Auschwitz-Birkenau vertrok. Moeder Sara Lysel en zoon Jacob werden vermoord.

Vader Seinwel werd tussen 22 oktober 1942 en 19 oktober 1944 verzorgd in het St. Erasmus-gasthuis in Borgerhout. Hij werd bijgevolg niet gedeporteerd en overleefde de oorlog, net als zijn dochter Lea. In november 1944 verhuisde Seinwel naar Generaal Capiaumontstraat 30 in Berchem. Op 14 februari 1946 overleed hij.

 

Info publicatie:

ADRIAENS Ward, STEINBERG Maxime (e.a.), Mecheln-Auschwitz, 1942-1944. De vernietiging van de Joden en zigeuners van België, 4 delen (deel 1), Brussel, 2009.

 

Dieter Porton