György Bekeffi: een getuigenis in “stripverhaal”

2 december 1943. György Bekeffi wordt opgepakt en meteen overgebracht naar de Dossinkazerne. De kampleiding voegt hem toe aan de Malerstube, de “zaal van de schilders”. Bekeffi overleeft de deportatie vanuit de Dossinkazerne niet, maar laat een “stripverhaal” achter, gewijd aan het dagelijks leven van de gedetineerden in het SS-verzamelkamp. Van de complete serie blijven elf tekeningen bewaard.

György Bekeffi wordt geboren in Szeged, Hongarije, in 1901. In de jaren 1920 migreert hij naar Parijs, Frankrijk, om er kunst te studeren. Als lid van de Société Nationale des Beaux-Arts neemt hij deel aan een tentoonstelling in het Grand Palais. In 1931 verkrijgt hij een Belgische verblijfsvergunning voor drie maanden zodat hij in ons land zijn studie kunst verder kan zetten. György vestigt zich in Brussel waar hij herenigd wordt met zijn moeder, Vilma Rosenberg, en zijn broer Pierre.

In februari 1932 vraagt György een permanente Belgische verblijfsvergunning aan. Hij beargumenteert zijn aanvraag. Parallel aan zijn studies, bereidt hij een tentoonstelling voor. Bovendien woont zijn familie al in Brussel. Als gevolg van zijn aanvraag, onderzoeken de Belgische autoriteiten György’s achtergrond. Meerdere rapporten worden over hemzelf opgesteld, maar ook over zijn broer en hun kennissenkring. Een van die documenten vermeldt de regelmatige aanwezigheid van György en Pierre in “Club Einstein”, een kleine vriendenkring van Hongaarse communisten die bijeenkomt in de Rue de Laeken in Brussel.

Drie dagen na het opstellen van dit rapport, levert de informatiedienst van de nationale gendarmerie ook zijn conclusies af over de familie Bekeffi. De overheid besluit dat de broers Bekeffi verdachte sujetten zijn. Ze hangen aan de rokken van hun moeder en zouden niet willen werken. Nochtans vermeldt dezelfde tekst dat György, kunstschilder, zijn brood verdient door thuis portretten te maken en door zijn schilderijen te verkopen, terwijl Pierre werkt als tandheelkundig technieker. De politie heeft echter vastgesteld dat er veel vreemdelingen langskomen in de gezinswoning aan Rue du Vautour 33, en dat de broers uitgaan tussen ’s avonds 22u of 23u en ’s ochtends 4u à 5u. De gendarmen zijn er niet in geslaagd erachter te komen waar de broers heen gaan of wat hun politieke overtuiging is. In weerwil van alle observaties omtrent de broers, wordt uiteindelijk niets ongunstigs vastgesteld. Beiden lijken niet geïnteresseerd in politiek.

In afwachting van zijn verblijfsvergunning volgt György Bekeffi cursussen: “Schilderkunst, het imiteren van hout en marmer, belettering” en “Schilderen van hout en marmer” aan het Institut des Arts et Métiers. Hij schrijft zich ook in aan het Institut des Hautes Études Publicitaires in Brussel, waar hij vanaf september 1932 tot juli 1934 les volgt.

Hoewel György op 29 december 1932 het bevel ontvangt om binnen de twee dagen het Belgisch grondgebied te verlaten, vaardigt de Staatsveiligheid op 30 december 1932 een positief advies uit over zijn tijdelijke verblijfsvergunning. Het document wordt met een jaar verlengd.  Pas in 1934 ontvangt György de toestemming om zich permanent in België te vestigen.

In 1937 controleert de Belgische politie nog maar eens de gezinssituatie van de familie Bekeffi. György woont bij zijn moeder van 66 jaar oud. Hij verdient zijn brood door karikaturen te tekenen en is niet afhankelijk van de sociale bijstand. Maar zijn moeder dreigt haar pensioen als weduwe van een spoorwegmedewerker, een maandelijkse uitkering van 780 frank, te verliezen. Vilma is zwaar ziek en de autoriteiten menen dat György niet voldoende kapitaalkrachtig is om voor haar te zorgen. Daarom ontvangt hij een gratis kaart voor behoeftigen van de burgemeester van Brussel.

György Bekeffi leidt voor de oorlog verder een vredig leven. Hij verdient tot 1940 zijn brood dankzij zijn kunst, hoewel hij vaak van domicilie verandert. Wanneer de eerste anti-Joodse maatregelen worden ingevoerd, gehoorzaamt hij en schrijft zich in het gemeentelijke Jodenregister in. Als Hongaars staatsburger zijn die verordeningen niet volledig op hem van toepassing. Hongaarse Joden die een aanvraag indienen zijn bijvoorbeeld vrijgesteld van dwangarbeid, het dragen van de gele ster, en deportatie. Voorlopig tenminste …

Vanaf eind maart 1943 staat Hongarije de terugkeer van – zowel Joodse als niet-Joodse – Hongaren naar het moederland toe. De Hongaarse overheid moedigt hun terugkeer zelfs aan en komt tussen om burgers te helpen hun papieren hiervoor in orde te brengen. Maar voor György Bekeffi komt deze aankondiging te laat. Hij is al opgepakt door de bezetter en op 2 december 1943 in de Dossinkazerne geregistreerd. Hoewel hij eerst wordt ingeschreven op het bijzondere transport van 13 december 1943, samen met andere Joden met specifieke nationaliteiten, wordt zijn vertrek uitgesteld. Vervolgens ontsnapt hij ook aan transport XXIII met vertrekdatum 15 januari 1944. Tenslotte wordt György’s naam toch toegevoegd aan het speciale konvooi van 19 april 1944.

Zijn internering in de Dossinkazerne duurt meer dan vier en een halve maand. Ingedeeld bij de Malerstube, probeert Györgi de verveling tegen te gaan door te tekenen en portretten te maken van medegevangenen (zie afbeelding 1 onderaan).

In 1944 maakt György Bekeffi een serie van minstens 13 tekeningen in kleurkrijt. Ze leren ons meer over het dagelijks leven van de Joden geïnterneerd in de Dossinkazerne. Opvallend is de aandacht die Bekeffi besteedt aan de Flitzers: ontsnapten die opnieuw zijn gearresteerd en naar het kamp zijn teruggebracht. Naast de kwaliteit van de tekeningen, vormen de beelden ook een verbazingwekkende getuigenis, zoals blijkt uit onderstaande “plaatjes” voorzien van een volgnummer en legende.

Afbeelding 2 toont de ontsnappingen uit een transport. Het bord wijst in de richting van Leuven en Tienen, vermoedelijk een referentie naar de spectaculaire ontsnappingen uit Transport XX. Tijdens de internering van Györgi Bekeffi in Mechelen, zijn ontsnappingen uit de treinen eerder uitzonderlijk: 5 personen ontkomen uit transport XXIII, 2 uit Transport XXIV.

György, op de hoogte van de geruchten over de ontsnappingen uit transport XX, is waarschijnlijk getuige van de aankomst van meerdere gepakte ontsnapten in de kazerne, zoals blijkt uit afbeelding 3. Hij tekent een vrachtwagen die mensen uitlaadt op de binnenkoer van de kazerne. Een SS’er en zijn hond houden vanuit de verte de gevangenen in het oog, terwijl een ander van dichtbij de pas aangekomen Joden volgt. Een sjouwer, herkenbaar aan zijn witte armband, is net klaar met het uitladen van het voertuig. Twee mannen in witte hemden, artsen of verplegers, zijn mogelijk in de buurt om de zwakken, zieken of gewonden te helpen.

Om onder de geïnterneerden in het verzamelkamp de ongelukkige Flitzers te herkennen, dragen ze een rode band om hun arm of een rood geschilderd kruis op hun borst (zie afbeelding 4). Dikwijls moet de Joodse kapper, Goldmann, hun hoofden kaalscheren. De andere persoon op deze tekening is Leo Kessler, een Joodse gevangene die in de kampadministratie werkt.

Er bestaat geen standaardprocedure voor de behandeling van Flitzers in het SS-verzamelkamp. Vaak worden ze in een aparte slaapzaal bijeengebracht. In andere gevallen slapen zij in een gemeenschappelijke slaapzaal. Een zeldzame keer worden ze in het cachot opgesloten. Zoals te zien op afbeelding 5 toont György Bekeffi een van de ontsnapten, opgesloten in de cellen van de kazerne. De man draagt de rode armband, twee SS’ers brengen hem zijn voedselrantsoen.

Hoe lang de Flitzers in het cachot worden vastgehouden, is niet gereglementeerd. Ze kunnen er meerdere uren of dagen vastzitten. Dikwijls blijven ze er opgesloten tot hun deportatie. Hoe het ook zij, het lot van deze specifieke groep gedeporteerden heeft György Bekeffi geïnspireerd. Hij wijdde minstens vier tekeningen aan hen.

Op 19 april 1944 wordt György Bekeffi met 13 mede-Hongaren aan boord van een speciaal transport richting Bergen-Belsen gebracht. Zoals de andere bijzondere transport, wordt ook deze trein aangeduid met de letter Z. De betekenis van de letter is tot nu toe onbekend. Kampcommandant Frank herinnert zicht alleen dat “[…] de letter ‘Z’ verwees naar Joden van Hongaarse, Roemeense en neutrale nationaliteiten” en dat “[…] deze moesten worden overgebracht naar het kamp van Bergen-Belsen en niet naar Auschwitz. Zij bevonden zich in dezelfde situatie als de Joden die vanwege een bijzondere verdienste anders werden behandeld […]”.

In het geval van transport Z is Bergen-Belsen een “kamp voor Joden wier uitroeiing tijdelijk is uitgesteld”, zoals de Franse historica Annette Wieviorka het formuleert. Bergen-Belsen is slechts een tussenstop in het parcours van deze Joode gedeporteerden. Ze blijven er slechts 3 of 4 weken voordat ze naar Auschwitz-Birkenau worden gevoerd. Van de zeven vrouwen uit transport Z worden er in 1945 vier gerepatrieerd. Zoals alle andere mannen van het bijzondere transport vanuit Mechelen op 19 april 1944, wordt het leven van György Bekeffi bruut afgekapt in de kampen.