Hansi Gerstl (°02/01/1913, Wenen) vlucht samen met haar zoontje Max (°13/11/1935, Wenen) en zus Rosa (°17/08/1918, Wenen) vanuit Duitsland naar België. Op 4 december 1938 steken de vrouwen en Max de grens te voet over. Ze komen van Aken en vestigen zich in Sint-Gillis. Hansi gaat er samenwonen met Jakob Soel alias Sloim (°10/05/1884, Dorchoi in Roemenië). Vermoedelijk waren de twee religieus gehuwd. Hansi wil graag met haar zoontje langdurig in België blijven, maar wordt met aandrang gevraagd verder te migreren. Om te kunnen reizen krijgt ze een reispas van de Bijstandsraad voor Joodse vluchtelingen. Deze pas is geldig tot 30 juni 1939. Hansi verlaat het land niet, maar vestigt zich in de Emile Feronstraat in Sint-Gillis in november 1939. Binnen Sint-Gillis veranderen moeder en zoon regelmatig van adres.
Op 10 mei 1940 valt Duitsland België binnen en voert het bezettingsbestuur een anti-Joods beleid in. Als gevolg van dit beleid schrijft Hansi zich op 15 januari 1941 in het Jodenregister in. Ook wordt ze lid van de Jodenvereniging van Brussel. Op dat moment woont ze in de Vanderhaegenstraat samen met Jakob Sloim en haar zoon Max. Op 3 juni 1943 worden Jakob, Hansi en Max ingeschreven in het SS-Sammellager Mecheln. Op 20 september 1943 worden de drie met transport XXIIA gedeporteerd naar Auschwitz-Birkenau. Op dit moment is Max slechts zeven jaar. Moeder en zoon worden meteen bij aankomst naar de gaskamer gestuurd. Geen van de gezinsleden overleeft de oorlog.