Henri Maitre wordt op 20 mei 1898 geboren in Verviers, België. Hij is de zoon van Jean Maitre (geboren in Frankrijk) en Anna Maria Pirhaly [Porady] (geboren in Noorwegen). Henri beoefent meerdere beroepen: paardenhandelaar, ketelslager-vertinner en foorkramer. Samen met zijn vrouw, Marie Fasci, geboren in Diksmuide in 1901, heeft hij twee zonen: Auguste en Joseph.
Pasfoto’s van Henri Maitre en zijn vrouw Marie Fasci Bron: ARA-Vreemdelingenpolitie, Brussel

De familie Maitre vlucht in mei 1940 voor de Duitse troepen uit naar Frankrijk, maar raakt geblokkeerd in Rouen, Normandië. De gendarmerie ondervraagt de gezinsleden op 8 november 1940 tijdens hun terugreis naar België. Reizen in Frankrijk is sinds het Franse decreet van 6 april 1940 echter verboden voor “nomaden” en houders van een antropometrisch identiteitsbewijs. De familie Maitre wordt daarom naar het dichtstbijzijnde kamp voor nomaden gebracht in Linas-Montlhéry (Essonne).

Wanneer ze niet worden vrijgelaten, lanceren negen familiehoofden geïnterneerd in Linas-Montlhéry, waaronder Henri Maitre, op 6 december 1941 een oproep aan de Belgische consul-generaal in Parijs. De families willen gerepatrieerd worden. De Belgische diplomaat contacteert in september 1942 de prefect van Maine-et-Loire om het statuut van Belgisch vluchteling voor de geïnterneerde Roma en Sinti families te regelen.

De betrokken families zijn ondertussen echter overgebracht naar Montreuil-Bellay (Maine-et-Loire), een van de grootste interneringskampen voor nomaden in Frankrijk. In mei 1943 verkrijgen ze eindelijk de toestemming om te blijven, op voorwaarde dat ze een job en een verblijfplaats vinden op minder dan 20 kilometer van het kamp.

Verontwaardigd door zowel de leefomstandigheden in het kamp als door de traagheid en het inadequate optreden van de instanties, keren de families aan het einde van de zomer van 1943 toch naar België terug. Daar worden de nomaden immers niet gedwongen zich te settelen en worden geen interneringskampen opgericht. Dit idee van veiligheid is echter slechts een illusie.

De beslissing om de Roma en Sinti in Europa te deporteren is immers al gevallen. Een vijftiental Belgische Roma en Sinti-families worden eind november 1943 door de Feldgendarmerie en de SD van Brussel opgepakt in Hénin-Liétard – vandaag Hénin-Beaumont – (Pas-de-Calais). Het gaat om de gezinnen Annies, Boudin, Colicon, Demestre, Fasci, Galut, Cal, Maitre, Modis, Petrebost, Roussalino, Todor en Vadoche. Ze worden gevangengezet in Loos-lez-Lille, en vervolgens overgebracht naar en geregistreerd in de Dossinkazerne in Mechelen, België, op 9 december 1943. Dit verzamelkamp maakt deel uit van het plan uitgewerkt met het oog op de raciale deportatie door de militaire bevelhebber in België en Noord-Frankrijk. Henri Maitre wordt in de Dossinkazerne ingeschreven onder het nummer Z 301 (Z voor het Duitse woord Zigeuner).

Op 15 januari 1944 vertrekt vanuit Mechelen konvooi Z – enig in zijn soort in België – met aan boord 352 Roma en Sinti. Bestemming: Auschwitz. Het konvooi wordt gekoppeld aan Transport XXIII dat 655 Joodse gedeporteerden bevat. De trein komt op 17 januari 1944 in Birkenau aan. De Roma en Sinti ondergaan geen selectie. Bij aankomst wordt niemand van hen vergast. Allen, ook de zuigelingen en grijsaards, worden getatoeëerd en in het familiekamp in Birkenau geïnterneerd. De levensomstandigheden zijn er extreem slecht, de sterftecijfers uitzonderlijk hoog: tussen januari en maart 1944 komt de helft van de Roma en Sinti gedeporteerd met transport Z om. Op 2 augustus 1944 wordt het familiekamp geliquideerd. De SS die het kamp leidt moet immers plaats maken voor de Hongaarse Joden die in die periode massaal worden gedeporteerd.

Henri Maitre (tatoeagenummer Z9160) wordt op 15 april 1944 samen met 23 andere Roma en Sinti uit Transport Z van Birkenau overgebracht naar Buchenwald. Na een quarantaineperiode in het kleine kamp, in Block 57, wordt Henri gevangene 39667 in de administratie van Buchenwald. Zijn medische fiche vermeldt dat hij 71 kg weegt voor een lengte van 1m70 en dat hij “nooit ernstig ziek is geweest”. Na vaccinatie en een radiografie in mei 1944 wordt hij geschikt bevonden om te werken.

Midden-april 1944 werd een eerste groep van 200 Roma en Sinti al overgebracht van Buchenwald naar het complex Mittelbau in de Harz. Daar worden de represaillebommen V1 en V2 gefabriceerd. Een maand later, op 11 mei 1944, vertrekt een tweede transport met 530 personen naar Mittelbau. Henri Maitre maakt er deel van uit, samen met enkele andere Roma- en Sinti-mannen uit transport Z: François Alderbonn, Louis Demestre, Nicolas Herbrecht, Paul Taicon en Henri Theer. Ze worden tewerkgesteld in Niedersachswerfen, ten oosten van de tunnel van Dora, een van de nieuwe werven die in 1944 opgestart werd door het personeel van Kammler in een poging de Duitse vliegtuigproductie ondergronds verder te zetten.

Henri Maitre wordt op 27 juni 1944 in de ziekenboeg van Dora opgenomen. Vervolgens wordt hij op 28 oktober 1944 ingeschreven in het Kommando Mittelbau II-Ellrich-Juliushütte. Het aantal Joodse, Roma en Sinti gedetineerden in dit kamp ligt gemiddeld hoger dan hun aantal in Dora-Mittelbau. Henri Maitre blijft in Ellrich tot het begin van de evacuatie op 4 april 1945. Hij belandt in Bergen-Belsen waar hij op 15 april 1945 bevrijd wordt. Tijdens een medisch onderzoek op 25 mei 1945 wordt een “sterke vermagering en een afwijkend geluid in de linker long” vastgesteld.

Henri wordt gerepatrieerd via Brussel en het opvangcentrum van de KAJ (Katholieke Arbeidersjeugd).

Henri’s vrouw Marie is vanuit Birkenau naar Ravensbrück gestuurd, net zoals een aantal andere vrouwen uit transport Z die de gemiddelde levensduur van drie maanden in Birkenau hebben overstegen. Marie wordt toegevoegd aan het Kommando van Schlieben-Hasag, gespecialiseerd in de oorlogsindustrie. Hoewel zij net als zoon Auguste de deportatie overleven, verliest het gezin tweede zoon Joseph, die in Ellrich is omgekomen.

Transport Z telt slechts 32 overlevenden – 13 vrouwen en 19 mannen. Eenmaal gerepatrieerd naar België of Frankrijk, worden deze Roma en Sinti niet erkend als oorlogsslachtoffer en de overheid keert hen geen enkele schadevergoeding uit. Ze worden immers nog steeds gezien als een crimineel volk en worden ook als dusdanig voorgesteld.

Na zijn terugkeer naar België, neemt Henri Maitre zijn oude activiteiten opnieuw op. Hij overlijdt op 4 februari 1965 in Brussel.

 

Monique Heddebaut
Auteur van « Des Tsiganes vers Auschwitz. Le convoi Z du 15 janvier 1944 ».