Hertha Ligeti voegde zich bij het communistische verzet om zo de Wehrmacht te destabiliseren.
Hertha Ligeti (°11/11/1920, te Wenen) vlucht in augustus 1938 uit Oostenrijk weg naar aanleiding van de vervolging van Joden. Zijzelf heeft dan reeds twee maanden gevangengezeten in Wenen. Haar ouders zijn al gestorven dus vlucht ze in haar eentje naar België, dit op amper 18-jarige leeftijd. Hertha bereikt samen met leeftijdsgenoot Lotte Sontag België te voet via Aken. In Oostenrijk werkte ze als huisvrouw bij particulieren. Deze job oefent ze in België niet meer uit, ze wordt gesteund door het Comité Matéoti en Secours populaire. Ondanks haar jonge leeftijd is Hertha politiek geëngageerd, zo was ze reeds in Oostenrijk lid van het Österreichischen Kommunistischen Jugendverbands (Oostenrijks Communistische Jeugdverbond). Ook in België uit ze haar politieke meningen over onder andere de vluchtelingenkwestie. Daarnaast helpt ze met het verspreiden van communistische propaganda. De in België heersende politieke vrijheid is een van de redenen waarom Hertha België koos toen ze uit Oostenrijk wegvluchtte. De twee jonge vrouwen gaan in de Hoogstraat in de Marollen wonen. In 1939 delen Hertha en Lotte in de Voorspoedstraat in Molenbeek een kamer. Hier worden tijdens een huiszoeking communistische tijdschriften gevonden. In 1941 verblijven Hertha en Lotte enkele maanden in het kasteel van Bekkenvoort in Bomal. Hertha verhuist hierna naar de Herkoliersstraat in Koekelberg en vervolgens naar de Bodegemstraat in Jette.
In mei 1940 valt Nazi-Duitsland België binnen. Hertha voegt zich bij het Österreichisches Freiheitsfront (Oostenrijks Vrijheidsfront) en tracht samen met Lotte Sontag en Marianne Bradt de Wehrmacht te destabiliseren en antinazipropaganda te verspreiden. De drie jonge vrouwen hielden zich onder andere bezig met het illegaal verspreiden van een clandestien antifascistisch pamflet aan soldaten: Die Wahrheit. De auteur van dit blad is filosoof en journalist Hans Maier, beter bekend als Jean Améry. Op 21 juni wordt Hertha uiteindelijk opgepakt en opgesloten in de gevangenis van Sint-Gillis waarbij ze beschuldigd werd van “het aanwakkeren van defaitisme in het Duitse leger”. Haar vriendinnen worden rond dezelfde tijd opgepakt en opgesloten. Hertha, Lotte en Marianne worden in de gevangenis van Sint-Gillis door de Sicherheitspolizei-Sicherheitsdienst (Sipo-SD) onderworpen aan gewelddadige ondervragingen. Op 2 november 1943 worden de drie jonge Joodse vrouwen overgebracht naar de Dossinkazerne. Ook hier wordt Hertha omwille van haar verzetsdaden opgesloten in een cel en verder gewelddadig ondervraagd. Uiteindelijk wordt Hertha samen met Lotte en Marianne met transport XXIII op 15 januari 1944 gedeporteerd naar Auschwitz-Birkenau. Hertha slaagt erin de oorlog te overleven.
Bron: Laurence Schram: Dossin: wachtkamer van Auschwitz, Lannoo, 2018, 209-210.