Isak Rybak

Isak (Icek) Rybak werd geboren op 20 december 1898 in Przysucha, als zoon van Abraham Rybak en Bella Szlamowicz. Hij werkte als dameskleermaker in Wenen. Op 25 februari 1923 trouwde hij in Sankt-Pölten, Oostenrijk, met Sarolta Rosenberger, geboren op 11 januari 1898 in Lackenbach, Duitsland. Samen kregen ze twee dochters: Fritzi, geboren op 30 maart 1925 in Sankt-Pölten, en Edith, geboren op 20 december 1932 in Wenen.

 

 

Op 14 juli 1938 arriveerde Isak zonder bagage in Brussel via Aken. Sarolta volgde hem en kwam met hun twee dochters op 24 augustus 1938 aan. Het gezin had niet de intentie om in België te blijven, maar hoopte naar Noord- of Zuid-Amerika te emigreren. Deze plannen slaagden echter niet. Hun eerste verblijfsadres in België was Jourdanstraat 57 in Sint-Gillis, en hun laatste adres was Priemstraat 2 in Brussel.
In juli of begin augustus 1942 ontving Fritzi een oproepingsbevel voor zogenaamd werk in het oosten. Ze meldde zich vrijwillig bij de Dossinkazerne, waar ze werd geregistreerd als nummer 696 voor het allereerste transport. Op 4 augustus werd ze met Transport I naar Auschwitz-Birkenau gedeporteerd, waar ze niet overleefde. Sinds april 1943 werd Edith door haar ouders ondergebracht in het Institut Saint-Vincent in Obourg, Henegouwen, waar ze als enige dochter de oorlog wel overleefde.
Begin oktober 1943 werd Isak opgepakt en geregistreerd op de lijst van de Dossinkazerne op 7 oktober 1943. Hij werd gedeporteerd op 15 januari 1944 met Transport XXIII en had transportnummer 251. Hij overleefde de oorlog niet.
Sarolta werd op 3 juli 1944 gearresteerd door de bezetter en naar de Dossinkazerne in Mechelen gebracht. Ze werd geregistreerd op de lijst van de Dossinkazerne op 3 juli 1944 en gedeporteerd op 31 juli 1944 met Transport XXVI, met transportnummer 390. Sarolta werd naar Auschwitz-Birkenau gedeporteerd, waar ze op 2 augustus 1944 aankwam en geselecteerd werd voor dwangarbeid, met stamnummer (tatoeage) A24139. Ze liep dysenterie en bronchopneumonie op en werd later in augustus naar het nevenkamp Allach in Dachau gebracht, waar ze moest werken in een porseleinenfabriek. Op 30 april 1945 werd ze in Allach bevrijd door Amerikaanse troepen.
Sarolta werd op 25 juni 1945 gerepatrieerd en keerde via Rijsel terug naar Brussel. Ze werd herenigd met haar overgebleven dochter Edith. Sarolta overleed op 22 januari 1973 in Vorst.