Lina Hahn

Lina Hahn werd op 19 juni 1909 geboren in Mariahilf, het zesde district van Wenen. Ze was het enige kind in het gezin van van Leopold Hahn en Henriette Singer. Haar moeder Henriëtte overleed toen Lina acht jaar oud was. In juli 1938 emigreerde ze naar België, ze was toen 29 jaar oud. Ze ging in Schaarbeek wonen en verdiende haar brood als bediende bij een dokter. Op 23 december 1938 liet Lina zich dopen in de parochie Sint-Elisabeth. Ze trouwde op 7 april 1939 met Otto Kohn. Otto werd op 16 december 1906 geboren in Bad Ischl, Oostenrijk, als zoon van Moriz Kohn en Rosa Blau. Voor zijn vertrek naar België was Otto gedomicilieerd in Mariahilf; of hij daar Lina leerde kennen, is niet zeker. In september 1938 zocht hij als politieke vluchteling onderdak in het Belgische Sint-Joost-ten-Node. Hij verbleef er even in de Linnéstraat 39 en voorzag in zijn levensonderhoud als commercieel medewerker. Een maand later, in oktober 1938, verhuisde Otto naar de Grétrystraat 12 in Antwerpen. Het Comité d’Assistance aux Réfugiés juifs ondersteunde hem financieel, maar hij was van plan om zo snel mogelijk door te reizen naar Palestina. Omdat Otto een ongehuwde jongeman was, plaatste de Belgische overheid hem in december 1938 in de staatsweldadigheidskolonie van Merksplas. Begin april 1939 mocht hij als getrouwde man de kolonie verlaten en verhuisde hij met zijn vrouw Lina naar de Max Roosstraat 2 in Schaarbeek.

Op 25 januari 1940 verwelkomden Otto en Lina hun zoontje André Maurice Martin in hun gezin. Het echtpaar was intussen verhuisd naar de Emile Zolalaan 8 in Schaarbeek. Op dat adres beleefden zij de Duitse inval op 10 mei 1940. Na de Belgische capitulatie installeerde de bezetter een militair bestuur. Het bestuur vaardigde een reeks anti-Joodse verordeningen uit, waaraan ook Otto en Lina moesten gehoorzamen. Op 28 oktober 1940 verplichtte het bestuur alle Joden ouder dan 15 jaar om zich in te schrijven in het gemeentelijke Jodenregister. Otto en Lina registreerden zich in Schaarbeek op 26 november 1940. In de zomer van 1941 werd de rode stempel “Jood-Juif” aan hun identiteitspapieren toegevoegd. Otto had intussen werk gevonden als lastdrager en loopjongen bij een firma in Brussel, terwijl Lina zich ontfermde over het huishouden.

In 1942 volgden meer anti-Joodse verordeningen; in het voorjaar werd registratie bij de Jodenvereniging in België verplicht, in juni werd de Davidster ingevoerd. In de zomer van 1942 riep het militair bestuur Joden op voor verplichte tewerkstelling, en werden Joden massaal opgepakt tijdens razzia’s. Otto, Lina en André wisten aan deze arrestatiegolven te ontkomen. Schaarbeek viel buiten het gebied van de Brusselse razzia die plaatsvond in de nacht van 3 op 4 september 1942. Otto vond zelfs een nieuwe job in Sint-Joost-ten-Node, en verhuisde in november of december 1942 met zijn gezin naar de Prinses Elisabethlaan 165. Vóór januari 1943 dook het gezin Kohn-Hahn waarschijnlijk onder, want het drietal werd plots geschrapt uit het vreemdelingenregister.

Na de grote razzia’s in de zomer van 1942 ging de Sipo-SD over tot gerichte, afzonderlijke arrestaties. Vermoedelijk werd het gezin opgepakt in de onderduik. Lina en zoon André werden op 31 augustus 1943 in de Dossinkazerne ingeschreven op de lijst van transport XXII A, onder de nummers 455 en 456. De omstandigheden van hun aanhouding zijn onbekend. Bij inschrijving werden al hun papieren afgenomen en bewaard in een envelop; zo ook Lina’s arbeidsvergunning en een afschrift van haar doopakte. Otto werd opgepakt tijdens Aktion Iltis, in de nacht van 3 op 4 september 1943, de razzia gericht tegen Joden met de Belgische nationaliteit. Hoewel Otto geen Belg was, werd ook hij die nacht aangehouden. Op 4 september schreef de kampadministratie van de Dossinkazerne hem ook in op de lijst van transport XXII A, onder het nummer 535. Het transport vertrok op 20 september 1943 naar Auschwitz-Birkenau. Bij aankomst op 22 september 1943 werden 875 gedeporteerden onmiddellijk vergast. Onder hen vermoedelijk ook Lina en haar jong zoontje André. 550 gedeporteerden werden geselecteerd voor dwangarbeid, mogelijk ook Otto. Er zijn echter geen tatoeage nummers of overlijdensaktes gekend voor Otto. Zijn datum, plaats en exacte omstandigheden van overlijden zijn onbekend.

Max Van Lint
Stagiair