Op 3 oktober onthult Kazerne Dossin twee nieuwe vitrines in de permanente tentoonstelling. Ondergedoken kind Norbert Vos-Obstfeld en zijn “onderduikzus” Mona Verhage stellen de teddybeer die Norbert door de oorlog hielp ter beschikking. De tweede vitrine is gewijd aan het verhaal van Jos Hakker, uitvinder van de Antwerpse handjes en gedeporteerd vanuit de Dossinkazerne. Kleindochter Joyce Hakker vertrouwt onder andere bakvormen, tafellakens, foto’s en postkaarten aan Kazerne Dossin toe.
Kazeme Dossin 3 Oktober 2018
Dames en Heren,
Beste Vrienden,
Mona en ik willen jullie hartelijk bedanken voor jullie aanwezigheid. De Beer waar we voor staan heeft een belangrijke rol gespeeld in ons leven. Ik heb hem alles verteld, ik kon hem alles toevertrouwen, hij zweeg, luisterde en keek mij met grote ogen verbijsterd aan.
Ik vertelde hem dat mijn ouders in mei 1940 na de inval van de Duitsers gevlucht zijn naar onbezet gebied in Frankrijk, waar ik geboren ben.
We waren gelukkig in Pau, in Frankrijk. Ik maakte nu deel uit van het gezin. Mama en Papa waren trots op hun eerstgeborene. Maar Mama wilde terug naar België om haar ouders te halen.
België was bezet en onder Duits gezag, de verordeningen tegen de Joden volgden elkaar op. Op zekere dag ging papa naar Brussel voor zaken. Dat was de laatste keer dat ik hem zag. Later ben ik te weten gekomen hoe hij in de herfst van 1943 uitgemergeld in de gaskamer van Auschwitz omkwam. Na de arrestatie van papa in juni 1942, mama was toen 22 jaar, is ze gevlucht met haar kind zonder te weten waarheen. Ze vond eerst onderdak in Otegem in West-Vlaanderen bij een zakenrelatie van papa, maar daar ontstond een #METOO-situatie, ja dat bestond toen ook al.
Met haar kind op de arm en een koffer in de andere hand vertrok ze op zoek naar een nieuw toevluchtsoord. Ze kwam terecht bij een boerengezin.
In de dag ging mama werken, zij was vertegenwoordigster van een firma in medische artikelen, want er moest voorzien worden in het levensonderhoud.
Maar toen mama ’s avonds thuis kwam stelde ze vast dat ik bont en blauw zag, van de slagen die ik over dag kreeg. Met een koffer vol vuile luiers en haar kind op de arm nam ze de trein naar Kortrijk. In “Hotel des Flandres” huurde ze een kamer. Met mij op de arm ging ze op zoek naar een onderduik adres. Het was inmiddels herfst, het was koud. Op de hoek van de Sint-Denijsstraat en de Wagenmakerstraat stapte ze cafe “Matador” binnen om even op te warmen. Ze had zin in een warm kopje koffie en misschien een beetje melk voor haar baby. Het was lang geleden dat ze nog een beetje melk had kunnen bemachtigen voor de kleine. De waardin was een vriendelijke vrouw, ze was ingenomen met de baby en nam hem op de arm. Ze ging naar de keuken en kwam terug met een kopje warme melk. Het kind dronk gulzig en werd slaperig. Ze nam de baby mee naar de keuken en maakte een bedje van 2 zetels en een kussen erop. De kleine viel in slaap.
Ze keerde terug naar de moeder en begon een babbeltje. lets verlegen vroeg de vrouw of er niet ergens een zolder kamertje te huur was voor haar en haar kind. De waardin begreep wel dat deze vrouw met haar baby en haar beschaaf de tongval iets te verbergen had.
Ze was gelukkig getrouwd, had een lief dochtertje van zeven, maar ze had toch nog zo graag een manneke gehad, zo iets als die baby die in de keuken lag te slapen. Ja, zo’n jongetje daar had ze altijd van gedroomd, zo’n bruin kereltje met grote donkere ogen. Haar antwoord was duidelijk.
Voor Uw baby heb ik wel plaats Mevrouw, maar voor U niet.
“Ik had al vaak de kans om mijn kind af te staan in een weeshuis of in een klooster, maar ik wil niet scheiden van mijn kind”.
Wacht tot mijn Man thuis komt, antwoordde ze, hij is de baas. Na z’n werk kwam de Vader des huize thuis.
Hij begreep de situatie vlug en het gevaar dat er aan verbonden was. Gevangenis, deportatie, terechtstelling. Was het dat wel waard om een vrouw en haar kind te redden uit de klauwen van de bezetter, de Gestapo. En toen hij die baby in z’n armen hield, kreeg hij tranen in zijn ogen. Zo’n weerloos schepseltje, dat niets misdaan had en toch gezocht werd om vermoord te worden. Hij wilde die twee wel beschermen en onderdak geven. Haar naam was Julia hij heette Raymond, maar dat was te moeilijk voor mij en ik noemde ze Moeder en Vader. En ik kreeg er een nieuw zusje bij. Voor Mona was ik haar levende pop, ze legde mij in haar poppen koets en duwde haar beer in mijn arrnen. Sindsdien is deze Beer van Mona en van mij, de stille getuige van wat wij in de oorlog hebben mee gemaakt.
We zijn beide tevreden dat hij hier eindelijk zijn laatste rustplaats heeft gevonden.
Ik dank U,
Norbert Vos – Obstfeld