Transport XXV: Een raadsel voor historici

Tegen 1944 leven Joden massaal en vaak al maandenlang in de clandestiniteit, en zijn zij min of meer vertrouwd met deze levenswijze. Bovendien krijgen ze hulp van steeds meer niet-Joden, die de kansen in de oorlog zien keren. De Sipo-SD en zijn handlangers hebben het moeilijk om Joden te verzamelen voor de deportatie. Dit leidt tot ontevredenheid in Berlijn, waar een intensivering van de jacht geëist wordt. Op 45 dagen tijd wordt Transport 25 samengesteld. Hoewel het uiteindelijk een klein transport wordt, zijn de inspanningen van Sipo-SD effectief geweest: het dagelijks gemiddelde van elf personen geregistreerd in de Dossinkazerne betekent een verdubbeling ten opzichte van het vorige transport. In totaal worden 508 mensen aan boord van de goederenwagons van Transport 25 gedwongen. Acht procent van hen zijn kinderen onder de 15 jaar. Geen enkele gedeporteerde kan tijdens de reis van drie dagen ontsnappen.

Design : Cathy César Luchtfoto van Auschwitz-Birkenau. Links het kamp Birkenau, rechts het kamp Auschwitz. De lange rode rechthoek toont de Bahnrampe, waar van 21 mei tot 2 augustus 1944 joodse gedeporteerden aankomen. De rode vierkantjes duiden de gaskamers-crematoria aan

Voor het eerst stopt een konvooi uit Mechelen op de Bahnrampe, de nieuwe hellingbaan. De spoorlijn naar Birkenau is verlengd om de afstand te overbruggen tussen de hoofdingang van het kamp en de vergassingsinstallaties: gaskamers II en III. Aan beide zijden is de Bahnrampe met prikkeldraad omzoomd, waardoor perron afgescheiden is van beide delen van het concentratiekamp. De Bahnrampe werd aangelegd ter voorbereiding van de massale deportatie van Joden uit Hongarije. Deze spoorlijn vormt waarschijnlijk het bekendste beeld van Birkenau.

© Pieter-Jan De Pue Voor de hoofdingang van Birkenau

Zodra de gedeporteerden van Transport 25 zijn uitgestapt, voeren de SS-artsen de selectie uit. Vrouwen en kinderen worden gescheiden van mannen. Vervolgens duiden de SS’ers de gedeporteerden aan die als dwangarbeider tot het concentratiekamp worden toegelaten. Alleen deze groep wordt getatoeëerd. De anderen, ongeschikt geacht om te werken of gewoonweg met te veel, worden onmiddellijk naar de vergassingsinstallaties gebracht, waar ze worden vermoord.

Hoe stelt een historicus het aantal meteen vergaste slachtoffers vast als zij niet getatoeëerd werden? Hiervoor trekt hij het aantal getatoeëerde gedeporteerden af van het aantal ter bestemming aangekomen personen. En dan ontstaat een raadsel.

De tatoeagenummers die op 21 mei 1944, bij de aankomst van Transport 25 in Auschwitz, worden toegekend, tonen dat 550 mannen in de serie A-2546 bis A-3095 getatoeëerd werden. Nochtans zijn slechts 256 Joodse mannen in de Dossinkazerne in de trein gedwongen.

Een andere eigenaardigheid: Volgens Danuta Czech, de historica van het Auschwitz-Birkenau Museum, werden op 21 mei 1944 99 vrouwen die uit Dossin gedeporteerd waren, getatoeëerd met de nummers A-5143 tot A-5241. Maar de gerepatrieerde vrouwen van Transport 25 dragen nummers die niet tot deze serie behoren. Het registratienummer van Léa Kunstler, geboren op 21 april 1920 in Amsterdam, is bijvoorbeeld A-5117. Gertrud Meyerstein, geboren op 9 september 1893 te Helmstedt, draagt nummer A-5270.

Is deze anomalie simpelweg het gevolg van een fout bij de registratie of is er een andere verklaring?

De opheldering van dit mysterie leidt ons naar Nederland, waar Transport 25, afwijkend van de gebruikelijke deportatieroutes, een omweg maakt. Enkele overlevenden herinneren zich de doortocht van het konvooi in Assen, ongeveer 20 kilometer van Westerbork, waar nog meer wagons aan de trein worden toegevoegd.

© Yad Vashem Het traject van Transport 25 tussen de Dossinkazerne, in Mechelen en Zwolle, volgens Yad Vashem: Antwerpen, Roosendaal, Nispen, Breda, Tilburg, Vught, Utrecht en Zwolle

De bijkomende gedeporteerden van Transport 25, 245 Roma en 453 Joden, worden aan de trein toegevoegd in Westerbork. Dit vertrek wordt gefilmd. Op bevel van Konrad Gemmecker, commandant van Westerbork, maakt gedetineerde Rudolf Werner Breslauer tijdens zijn internering in Westerbork een propagandafilm. Breslauer, een Duits-Joodse vluchteling en bekend fotograaf, toont het dagelijks leven van de geïnterneerden tot ze het kamp verlaten. Enkele gedeporteerden te zien in de film zijn geïdentificeerd, wat de datum van vertrek, 19 mei 1944, bevestigt.

Bij aankomst op de Bahnrampe vermengen de 1.206 gedeporteerden uit Dossin en Westerbork zich, ongeacht hun plaats van herkomst. De SS van de Endlösung verdeelt de groep volgens andere criteria: 246 Roma, waaronder Stevo Caroli, de enige Roma in Transport 25, worden gescheiden van de Joden. Alle Roma mannen, vrouwen en kinderen worden getatoeëerd en opgesloten in het Zigeunerfamilienlager, het kamp voor Roma-families.

© Pieter-Jan De Pue Zicht op de Bahnrampe, het landingsdok, vandaag. Vanachter bevinden zich de crematorium-gaskamers II en III

De 960 Joodse gedeporteerden uit het transport ondergaan wel een selectie. De SS-artsen weerhouden 550 mannen en 199 vrouwen voor de slavenarbeid. Ze zijn allen getatoeëerd in dezelfde reeks nummers: A-5143 tot A-5341 voor vrouwen en A-2546 tot A-3095 voor mannen. Daarna worden ze aan het werk gezet in het concentratiekampcomplex. De anderen, 211 mensen waaronder voornamelijk ouderen, kinderen en vrouwen die door de SS als nutteloos worden beschouwd, worden vermoord in de gaskamers van Birkenau.

© Yad Vashem Aankomst van een konvooi van Hongaarse Joden op de Bahnrampe. Aan het einde links staat de hoofdingang van Birkenau. Mei 1944

Hoewel het totale aantal bij aankomst vergaste Joden door analyse bekend is, blijft het aantal slachtoffers uit Dossin onduidelijk door de samenvoeging met gedeporteerden uit Westerbork. Daarom zijn de cijfers van Häftlinge en vergasten die voor Transport 25 worden gegeven slechts schattingen.

Het aantal overlevenden van het Mechelse konvooi is wel bekend: 56 mannen, waaronder een Roma, 76 vrouwen en een jongen gedeporteerd op 9-jarige leeftijd. Dat dit kind is gerepatrieerd is uitzonderlijk en verrassend. Hij is de jongste van de overlevenden van de deportatie uit Mechelen.

De trajecten van de overlevenden zijn zeer divers. Ravensbrück is het belangrijkste kamp waar de vrouwen van Auschwitz-Birkenau naartoe worden “geëvacueerd” in 1945. 33 vrouwen uit Transport 25 worden er bevrijd. Er passeren ook minstens 18 overlevenden in Bergen-Belsen. Sommige van hen zijn daar bevrijd, andere hebben de dodenmarsen naar andere kampen nog moeten doorstaan. Bij de mannen werden 27 gedeporteerden van Transport 25 in Dachau bevrijd, maar zij legden niet allemaal dezelfde route af om hier uit te komen. De andere overlevenden zijn bevrijd in meer dan twintig verschillende kampen of Kommandos.

Vergeleken met de transporten van 1942 en 1943 is het sterftecijfer van Transport 25, dat 74% bedraagt, hoewel aanzienlijk toch lager dan dat van alle voorgaande transporten. Het lijkt erop dat de SS-moordenaars minder geïnteresseerd waren in dit kleine transport. De trein met hierop weinig kinderen en ouderen, krijgt minder aandacht van de SS van de Endlösung, aangezien op hetzelfde moment de treinen massaal uit Hongarije aankomen, vol met een Joodse bevolking waaronder een aanzienlijk aantal vrouwen en kinderen.