Ontdek het moedige verhaal van Adolphe Littmann, een Joodse Belg die tijdens de Tweede Wereldoorlog met gevaar voor eigen leven Joodse families redde. Samen met André Thouroude richtte hij een bedrijf “Désinfecta” op, waarbij ze rattenbestrijding gebruikten als dekmantel om in werkelijkheid mensen te beschermen en informatie door te spelen aan het verzet.
Adolphe Littmann werd geboren op 10 november 1911 in Antwerpen. Zijn ouders, Aleksander Littmann en Sara, waren Belgische Joden. Toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak, woonden Adolphe en zijn vrouw Hélène Stir, geboren in 1916, in Antwerpen. Adolphe was al in 1939 zeer wantrouwend geworden, omdat hij in cafés vaak sprak met Duitse vluchtelingen die voorspelden dat Duitsland België snel zou binnenvallen. Terwijl de meeste mensen dit niet geloofden, nam Adolphe de dreiging serieus. Bij het uitbreken van de oorlog besloten Adolphe en Hélène dan ook snel te vluchten naar Zuid-Frankrijk, naar de wijk Muret in Toulouse. Van daaruit probeerden ze via Marseille naar Zwitserland te ontsnappen, maar ze kregen geen toestemming om de grens over te steken.
Adolphe Littmann vond werk in Toulouse bij het Belgische consulaat, waar hij verantwoordelijk was voor de bevoorrading van gevluchte Belgen. Daarnaast was hij actief bij de Défense Passive (D.P.), een essentiële organisatie die de stad hielp voorbereiden op en reageren op de dreigingen van de oorlog. Hun werk was gericht op het minimaliseren van slachtoffers en het waarborgen van het dagelijks leven onder de zware omstandigheden van de oorlog.
In september 1940 ontmoette Adolphe André Thouroude, een gepensioneerde ambtenaar die met zijn gezin in Toulouse woonde. Thouroude voorzag Adolphe van een valse identiteit als André Lemaître, geboren in Rijsel (Lille), en gaf ook zijn vrouw Hélène een nieuwe identiteit als Hélène Servais. Samen bedachten Thouroude en Littmann een plan om het leven van veel Joodse families te redden.
André Thouroude richtte op 8 Gd Rue Nazareth het bedrijf “Désinfecta” op, dat ontsmettingsdiensten leverde aan openbare instellingen, hotels, kazernes en meer, onder het mom van het bestrijden van onder andere rattenplagen. In werkelijkheid diende het bedrijf als dekmantel om Joodse werknemers, allen met valse papieren, in dienst te nemen en hen zo te beschermen. Later begon Thouroude Joodse vluchtelingen in dienst te nemen zonder hen aan te geven, zelfs toen Zuid-Frankrijk in november 1942 door de Duitsers werd bezet.
Ondanks het enorme risico en de wijsheid dat dit volkomen illegaal was, nam Thouroude de verantwoordelijkheid op zich om de nodige werkvergunningen en reisdocumenten voor zijn Joodse werknemers te verkrijgen om vrij te kunnen reizen. Daarnaast fungeerde Désinfecta als inlichtingendienst voor het verzet, waarbij het personeel waardevolle informatie doorspeelde.
Kort daarna richtte Thouroude een dochteronderneming op in Valence, die ook door Adolphe Littmann werd geleid. Adolphe Littmann ging er gaan wonen in Rue Général Farre. Dankzij Littmanns leiding konden hij en de Joodse werknemers vrij reizen in het departement Drôme. Dit moedige initiatief redde het leven van velen, waaronder Herbert Stir (Hélène’s broer), Albert Wolfgang en Max Herschkovits. Dankzij Thouroude en Littmann’s vastberadenheid en moed wisten zij de bezetting te overleven, ondanks het constante gevaar van deportatie als hun activiteiten ontdekt werden. Adolphe Littmann was daarnaast sinds 1940 in Valence ook vrijwillig luitenant van een groep bij de Police Auxiliaire, meer een uitbreiding van de burgerlijke ordediensten dan een militaire macht.
In 1943 en 1944 was Adolphe LIttmann ook lid van de Syndicat Régional des Représentants et Voyageurs du Dauphiné et des Savoies, waarschijnlijk betrokken bij het behartigen van de belangen van handelsreizigers en vertegenwoordigers in de regio’s Dauphiné en Savoie, vergelijkbaar met andere syndicaten uit die tijd. Hun belangrijkste activiteiten hadden betrekking op het beschermen van de rechten en het welzijn van hun leden, die vaak werkzaam waren in de verkoop en zakenreizen. Dit was een uitdagende periode tijdens de Tweede Wereldoorlog toen veel syndicaten onder strenge controle en censuur van de autoriteiten moesten werken.
In de vroege ochtend van 6 juni 1944, op D-Day, landden de geallieerden op de stranden van de noordkust van Frankrijk. Nadat Adolphe Littmann via een communiqué de Britse radio van deze landing op de hoogte werd gebracht, ondernam hij onmiddellijk actie om te voorkomen dat de Duitse bezetters in Valence bevestiging van de landing naar het commando in Duitsland konden sturen. Om dit te verhinderen, besloot Littmann de kazerne van de SS in Valence te saboteren. Hij vulde het gebouw met gas dat hij bij “Désinfecta” gebruikte voor rattenbestrijding. Hierdoor konden de SS’ers, die geprobeerd hebben binnen te komen, niet naar binnen. Adolphe, die vloeiend Duits sprak, hield de Duitsers 24 uur lang op afstand door te beweren dat er een rattenplaag in de kazerne was, waar ook hun communicatieapparatuur was opgeslagen.
Adolphe Littmann overleefde de bezetting en kreeg na de oorlog van de Franse autoriteiten toestemming om de dubbele naam Littmann-Lemaître te behouden. In oktober 1944 keerden hij en zijn vrouw voor het eerst terug naar Antwerpen. In 1945 beëindigde André Thouroude het bedrijf Désinfecta, en alle werknemers konden terugkeren naar hun land van herkomst.
Later dat jaar opende Marseille een kantoor om bevrijde Belgische krijgsgevangenen te ontvangen die via Rusland konden terugkeren naar België met schepen die vanuit Odessa vertrokken. Adolphe Littmann ging hier aan de slag en nam zijn vrouw Hélène Stir in dienst als chauffeur, wat verklaart waarom beiden een uniform droegen. Adolphe Littmann had de functie van Chef de liaison et transmissions.
Niet lang daarna begon Adolphe te werken voor SGS (Société Générale de Surveillance) in Parijs. SGS speelde een cruciale rol in de inspectie, verificatie, het testen en de certificering van goederen en diensten, vooral in het kader van de wederopbouw en internationale handel na de Tweede Wereldoorlog. Als vertegenwoordiger van SGS werkte Adolphe ook voor de US Army Exchange Service als technical advisor of chief inspector van alle lokaal aangekochte goederen door de AES (Allied Expeditionary Service) in de Amerikaans bezette zone van Duitsland, onder andere in Frankfurt. Naast deze taak was hij verantwoordelijk voor al het Duitse personeel dat door Controll-Co was ingehuurd voor de exploitatie van AES Warehouse in de bezette zone. Hij was gemachtigd om alle goederen in AES Warehouses of in de fabrieken die goederen voor AES produceerden te controleren. Adolphe Littmann kon hierbij op assistentie rekenen van de Theater Service Forces European Theater (TSFET), een vitaal deel van de European Theater of Operations (ETO). Het Amerikaanse leger verzond hulpgoederen naar Duitsland via treinen, maar deze kwamen vaak niet aan vanwege diefstal, corruptie en chaos in het naoorlogse Europa. Soms werden de treinen geplunderd door lokale bevolkingsgroepen of militairen, en in andere gevallen kwamen de goederen niet op hun bestemming door administratieve fouten of opzettelijke omleidingen. Het verdwijnen van deze treinen leidde tot aanzienlijke vertragingen en tekorten in de hulpverlening, wat de moeilijke situatie in naoorlogs Duitsland verergerde. De exacte omvang van de verloren goederen en het aantal verdwenen treinen blijven echter onduidelijk door de onrustige omstandigheden van die tijd. In 1947 werd Adolphe Littmann als hoofd van de Société Générale de Surveillance Liaison met AES ook belast met het toezicht op magazijnen, inspectieposten, bewakings- en controleposten, die voor AES werken.
Adolphe Littmann bleef jarenlang voor SGS werken, ook in Genève. Hij kwam slechts om de vijftien dagen thuis voordat hij na enkele dagen weer naar zijn werk ging. Daarnaast werkte hij voor de SGS-vestiging in Bree, Antwerpen.
Na de oorlog bleef Hélène Stir haar hele leven ziek en ontving zij geen pensioen van de Belgische autoriteiten.
In zijn naoorlogse leven werkte Adolphe Littmann niet alleen voor SGS, maar ook als schrijver, journalist en gerenommeerd bridgespeler. In 1973 werd hij door de International Bridge Press Association (IBPA) uitgeroepen tot ‘Persoonlijkheid van het Jaar’. Veertien jaar later werd zijn vrouw Hélène onderscheiden voor haar toewijding aan de administratie van bridgistische zaken.
Als secretaris van de World Bridge Federation sinds 1970 speelde Adolphe Littmann een belangrijke rol in de ontwikkeling van regels voor internationale bridgewedstrijden en was hij een belangrijke promotor van de oprichting van de European Union Bridge League. Samen met Guido Barbone bedacht hij de European Cup, een trofee gesponsord door Philip Morris die werd uitgereikt aan de bridgeclubs die de nationale kampioenschappen hadden gewonnen. Deze trofee, die elke twee jaar aan het winnende team van de Europese Kampioenschappen werd uitgereikt, werd naar hem vernoemd. Littmann was vaak lid en aanvoerder van het Belgische nationale bridge-team en won diverse nationale en internationale toernooien.
Op 26 november 1980 overleed Adolphe Littmann op 69-jarige leeftijd in Antwerpen aan een hartaanval.