Basze (Bertha) Prawer

Basze (Bertha) Prawer werd geboren op 14 augustus 1914 in Busko (Polen) als dochter van Israël Meyer Prawer (20 april 1867) en Estera Kornberg (reeds overleden voor de Tweede Wereldoorlog).
Ze leefde een tijd met haar familie in Polen, voor ze naar Duisburg (Hochfeld 103) verhuisde. Door de dreigende maatregelen tegen de Joden vluchtte de familie hierna noodgedwongen naar België.
Bertha’s broer Abraham en vader Israël gingen eerst. Op 30 mei 1933 kwam ook Bertha (illegaal) aan in België. Ze vestigde zich in Brussel op (Zennestraat) rue de la Senne, 74 bij haar vader. In augustus van datzelfde jaar arriveerde ook haar zus Pesla Prawer in België. Zij vestigde zich samen met haar man Jankel Ajsenberg, die enkele maanden eerder naar België verhuisde, en hun kinderen Anna en Salomon op (Barastraat) rue Bara, 43.
Via het Comité voor hulp en bijstand aan slachtoffers van antisemitisme in Duitsland verkregen Bertha en haar vader een visum voor 6 maanden. Bertha wilde in België blijven en probeerde wanhopig haar visum (en dat van haar vader) te verlengen. De aanvraag werd geweigerd, maar toch
bleven ze in het land. Beiden verhuisden naar (Rossinistraat) rue Rossini 53 in Anderlecht.
Uiteindelijk werd Bertha in 1939 in het vreemdelingenregister opgenomen. Vanaf dan werd haar visum steeds automatisch met 6 maanden verlengd. De laatste verlenging gold tot en met 31 mei 1942.

Tijdens de eerste twee jaren van de bezetting, voerden de Nazi’s 17 anti-Joodse maatregelen in. Eind 1940 beval de Duitse bezetter bijvoorbeeld dat alle Joden zich moesten registreren in de gemeentelijke Jodenregisters. Bertha gehoorzaamde en werd op 13 januari 1941 geregistreerd in het Jodenregister van Anderlecht, waar ze op dat moment woonachtig was. Enkele dagen voordien, op 9 januari 1941, registreerde ook Pesla zich samen met haar man en kinderen in het Jodenregister van Anderlecht.

Vanaf juli 1942 lokten de nazi’s duizenden Joden naar de Dossinkazerne in Mechelen met het zogenaamde Arbeitseinsatzbefehl (AB): de geadresseerde Joodse man of vrouw moest zich melden voor arbeid in het oosten. Wie weigerde werd bedreigd met ernstige straffen, zoals aanhouding van zijn of haar familie. Ook Bertha kreeg zo een bevel dat ze opnieuw volgde. Op 12 augustus 1942 meldde ze zich aan in de Dossinkazerne. Drie dagen later op 15 augustus werd ze gedeporteerd als
nummer 627 op transport III naar Auschwitz-Birkenau. Vanaf dan verdween elk spoor van haar. De datum, plaats en exacte omstandigheden van haar dood zijn ons onbekend. Zij overleefde in elk geval de kampen niet.

Ook verdere informatie over Bertha’s broer Abraham en vader Israël ontbreekt. Haar zus Pesla Prawer werd op 15 januari 1943 als nummer 309 met transport XVIII gedeporteerd. Pesla’s dochter Anna meldde zich reeds op 3 augustus 1942 met een Arbeitseinsatzbefehl aan in de Dossinkazerne en vertrok zeven dagen later als nummer 549 op transport II naar Auschwitz-Birkenau. De datum, plaats en exacte omstandigheden van hun dood zijn ons onbekend. Verdere informatie over Pesla’s man Jakel en haar zoon Salomon ontbreekt.

Morien De Backer
Stagiaire