De familie Berenblum

Op 24 februari 1939 begint het vluchtelingenverhaal van de familie Berenblum, met ouders Abraham Berenblum en Maria Freimowski en dochters Sonja en Rosa.

De familie Berenblum
Sonja Berenblum

Op 24 februari 1939 begint het vluchtelingenverhaal van de familie Berenblum, met ouders Abraham Berenblum (°10/12/1900) en Maria Freimowski (°02/10/1900) en dochters Sonja (°21/10/1926) en Rosa (°10/02/1928). Op deze datum werd Sonja, en waarschijnlijk ook haar zus Rosa, vanuit Berlijn naar België gebracht via het kindertransport. Dit transport vervoerde in totaal zo’n 250 Joodse kinderen uit Duitsland die in België tijdelijk konden verblijven. Na haar aankomst verblijft ze bij monsieur Plat in de Huidevettersstraat in Brussel in afwachting van de aankomst van haar ouders. Haar ouders emigreren in de loop van 1939 naar België, waar ze plannen te wachten op een geldig visum om zo met het hele gezin verder naar Amerika te reizen. Abraham werkte in Berlijn als kleermaker maar diende te vluchten door het heersende antisemitisme. Zijn vrouw Maria was huisvrouw maar was eveneens als militante actief in de Zionistische Vereinigung für Deutschland. Wanneer het gezin herenigd wordt gaan ze in Diepestraat 44 in Brussel wonen. Het gezin Berenblum verhuist een aantal keren, wanneer ze in december 1939 in Joseph Claesstraat 49 in Sint-Gillis worden ingeschreven is er voor het eerst ook sprake van dochter Rosa. Abraham bezit geen werkvergunning, maar kan toch werk vinden in confectiehuizen.

Het gezin woont nog steeds in Brussel wanneer nazi-Duitsland in mei 1940 België binnenvalt. Ze houden zich strikt aan de anti-Joodse wetten die vanaf eind 1940 door het bezettingsbestuur worden opgelegd. Sonja laat zich een aantal dagen na haar vijftiende verjaardag in het Jodenregister registeren. Ze krijgt ook een identiteitskaart B, een tijdelijke verblijfvergunning, met de vermelding Joodse te zijn. In augustus 1942 wordt vader Abraham Berenblum opgepakt en naar Noord-Frankrijk gevoerd als dwangarbeider voor Organisation Todt. Ook Sonja wordt opgepakt. Zij wordt op 18 augustus 1942 met transport IV naar Auschwitz-Birkenau gedeporteerd. Haar vader wordt met transport XVII op 31 oktober 1942 vanuit Frankrijk gedeporteerd, eveneens naar Auschwitz-Birkenau. Beiden worden vermoord.

Rosa en moeder Maria overleven de oorlog, Maria kon onderduiken bij de Ursulinen van Ternat tot juli 1945. Hoe Rosa de oorlog heeft overleefd is niet geweten.

Kaatje Langens & Dorien Styven