
Rywka Fibich, Hélène Rajzner (niet gedeporteerd), Wolf Rajzner en David Berlinerblau (niet gedeporteerd)
Deze twee Joodse echtparen vinden het leuk zich te laten fotograferen op een kinderkoets. Eén koppel zal de oorlog niet overleven. Rywka Fibich, een 36-jarige huisvrouw, en haar man Willy Rajzner, een 33-jarige mecanicien, wonen in Brussel, aan de rand van de Jodenbuurt. De Jean Volderslaan blijft gespaard bij de grote razzia in de hoofdstad in de nacht van 3 september 1942.
Het koppel wordt opgepakt en op 25 november naar de Dossinkazerne gebracht. Ze worden gedeporteerd met transport 18. Ze hebben geen kinderen, maar Rywka is zwanger en moet tijdens haar hechtenis in het verzamelkamp tot tweemaal toe naar het Onze-Lieve-Vrouw-Gasthuis van Mechelen gebracht worden. Ze maakt niettemin de reis naar Auschwitz, waar ze samen met haar man voorgoed verdwijnt.