Familie Sztainke-Zandlowicz

Dankzij de vriendelijke vrouwen Balthus en Allard kunnen de kinderen onderduiken in het kasteel van Fraiture, waardoor ze de oorlog overleven.

Familie Sztainke-Zandlowicz
Benjamin Sztainke

Benjamin Sztainke en Khana Zandlowicz zijn beide geboren in Kutno, Polen: hij op 20 mei 1896 en zij op 1 april 1901. In augustus 1924 vertrekt Benjamin Sztainke van Dortmund in Duitsland naar Seraing in België. Hier gaat hij aan de slag als schoenmaker. In 1927 wordt hij, verdacht van communistische propaganda, door de Belgische autoriteiten in de gaten gehouden. Khana Zandlowicz verhuist een aantal jaren later, in juni 1927, van Polen naar België om zich eveneens in Seraing te vestigen. In mei 1930 voegt haar zus Gitla zich bij haar, maar in augustus van datzelfde jaar wordt Gitla het land uitgezet en vertrekt ze naar Parijs in Frankrijk.

Op 5 april 1928 trouwen Benjamin Sztainke en Khana Zandlowicz in Seraing. Uit dit huwelijk worden drie dochters geboren: Marie op 7 juni 1928, Julia op 13 januari 1933 en Esther op 15 november 1938. Aan de vooravond van de Duitse inval woont het gezin in de Maraisstraat 61 te Seraing, het laatst bekende adres.

Familie Sztainke-Zandlowicz
Khana Zandlowicz en haar drie dochters Marie, Esther (in haar armen) en Julia Sztainke

Onder de bezetting

Zodra in mei 1940 de vijandelijkheden beginnen, vlucht de familie Sztainke naar Frankrijk. Ze keren echter drie of vier weken later terug naar België. Benjamin Sztainke werkt als arbeider in de fabriek “Ougrée-Marihaye”, Khana blijft thuis als huisvrouw. Marie en Julia gaan naar school, terwijl Esther de schoolleeftijd nog niet heeft bereikt.

Het echtpaar wordt op 28 november 1940 ingeschreven in het Jodenregister van de gemeente Seraing. Op 23 maart 1942 wordt het gezin ingeschreven in een nieuw register, dat van het plaatselijk comité van de Jodenvereniging in België. Benjamin Sztainke staat op de lijst van Joden die dwangarbeid moeten verrichten. Op 3 augustus 1942 wordt hij, samen met enkele tientallen andere Joden uit de streek, opgeroepen door het Arbeidsambt van Luik. Deze mannen worden gedeporteerd naar de werkkampen van Organisation Todt die in Pas-de-Calais zijn gevestigd. Op 31 oktober 1942 ontdoen de Duitsers deze kampen van buitenlandse Joden, die zij diezelfde dag nog met transport XVI via Mechelen naar Auschwitz-Birkenau deporteren. Benjamin Sztainke heeft nummer 665 op de konvooilijst.

Familie Sztainke-Zandlowicz
Brandel Kempner kon en laatste berichtje naar haar vader sturen op 15 april 1943

Dochter Julia wordt door bemiddeling van mevrouw Balthus en mevrouw Paula Allard in een vakantiekamp in het kasteel van Fraiture in de onderduik geplaatst. Paula Allard is maatschappelijk werkster in de fabriek “Ougrée-Marihaye” en zal zich – met uitzonderlijke toewijding – bezighouden met de redding van Joodse kinderen waarvan de vaders in het bedrijf werken. Marie en Esther voegen zich later bij hun zus in het kasteel. Daarna worden de Joodse kinderen, die geëvacueerd moeten worden, ondergebracht bij pleeggezinnen. Marie gaat naar de boerderij van de familie Lecrenier in het gehucht Cornemont in de gemeente Louveigné, en vervolgens naar de familie Lekeu. Julia en Esther verblijven slechts even in Chanxhe vooraleer ze worden ondergebracht in de boerderij van een verwante familie, het gezin Georis-Lecrenier, eveneens in Cornemont. De drie zussen wonen daar tot het einde van de oorlog. Zodra haar dochters veilig zijn, verlaat Khana Zandlowicz haar huis en verbergt ze zich in de commune van Seraing.

Benjamin Sztainke keert niet terug van deportatie. Zijn vrouw Khana Zandlowicz en hun drie dochters Marie, Julia en Esther overleven de nazivervolging.

Thierry Rozenblum
historicus