Gezin Chapochnik-Zimmerman

Het gezin Chapochnik-Zimmerman immigreerde vanuit Roemenië tussen 1920 en 1922. Van de zeven personen op deze foto zijn er na de oorlog nog drie in leven, onder wie twee die de deportatie hebben overleefd.

Gedeporteerd vanuit de Dossinkazerne op 19 mei 1944 met transport 25
Het gezin Chapochnik-Zimmerman in het Marie-Josépark in Brussel in 1929 Van links naar rechts, staande: Feiga Saposnik, Basia Chapochnik, Itzic-Jancou Zimmerman en Jeanne Chapochnik. Zittend: Jean en David Chapochnik en Mathilde Zimmerman

Van de zeven personen op deze foto zijn er na de oorlog nog drie in leven, onder wie twee die de deportatie hebben overleefd. Het gezin Chapochnik-Zimmerman immigreerde vanuit Roemenië tussen 1920 en 1922. Ze worden eind 1940 ingeschreven in het Jodenregister van Brussel: Feiga Saposnik en haar ouders, Jean Chapochnik en Mathilde Zimmerman, wonen in de Huidevetterstraat, terwijl Basia Saposnik en haar man, Itzic Iancou Zimmerman, in de Wasserijstraat wonen. Alleen Jeanne Chapochnik, haar zus, woont in Antwerpen met haar man, Sylvain-David Goldstein. Het gezin besluit in de zomer van 1942 onder te duiken. Jeanne Chapochnik wordt op 24 juli 1942 tijdens haar vlucht gearresteerd in Noord-Frankrijk. Ze verlaat haar officiële woning die in het Jodenregister is vermeld en draagt de verplichte gele ster niet. Ze wordt niettemin veroordeeld wegens overtreding van de Duitse wetgeving op deviezen. Ze zit haar straf van vier maanden uit in de gevangenissen van Valenciennes, Rijsel, Sint-Gillis en Vorst. Dankzij het gebrek aan overleg tussen de Duitse diensten kan ze als een vrij mens vertrekken aan het eind van haar straf. Daarentegen wordt David Chapochnik, eveneens op de vlucht, aangehouden bij de demarcatielijn van de niet-bezette zone in Frankrijk. Hij wordt opgesloten in de gevangenis van Besançon en afgeleverd in het verzamelkamp van Drancy. Op 4 november 1942 wordt hij van daaruit gedeporteerd met transport 40, een deportatie zonder terugkeer. De andere gezinsleden die in België zijn gebleven, ontsnappen aan de klopjacht tot in mei 1944. Ze worden aangehouden in het bezit van valse identiteitspapieren. Ze worden afgeleverd in de Dossinkazerne op 17 mei. Vijf van hen brengen er niet meer dan twee dagen door voor ze worden gedeporteerd met transport 25. Bij aankomst van het transport op het perron van Birkenau verdwijnen de vader, Jean Chapochnik (53) en de moeder, Mathilde Zimmerman, (51), zonder een spoor na te laten. Itzic Iancou Zimmerman (40), Feiga Saposnik (30) en Jeanne Chapochnik (28) worden geselecteerd voor arbeid in het concentratiekamp. Itzic-Jancou Zimmerman, stamnummer 2840, houdt het vol tot het einde van de dodenmars naar Buchenwald in januari 1945. Daar sterft hij, vreselijk verzwakt, op 23 februari. Feiga wordt in Auschwitz gemerkt met stamnummer A 5190. In november 1944 wordt ze overgebracht naar Flossenburg, naar het Kommando Willischtal. In april 1945 loopt Feiga de dodenmars tot Theresienstadt, waar ze overleeft tot het getto in mei 1945 door het Rode Leger bevrijd wordt. Op 11 juni is ze terug in België. Haar zus, Jeanne Chapochnik, keert op 24 mei terug. Ze krijgt in Birkenau het nummer A 5169. De dodenmars van januari 1945 brengt haar naar Bergen-Belsen, waar ze het volhoudt tot dat kamp op 15 april 1945 door Britse troepen wordt bevrijd. Bij haar terugkeer verneemt ze dat ze weduwe is. Haar man, Sylvain-David Goldstein, keert niet terug van de deportatie. Wel vindt ze haar zussen, Feiga en Basia Saposnik, terug. Zij werden gearresteerd met heel het gezin, maar niet gedeporteerd.

Publicatieinfo

ADRIAENS Ward, STEINBERG Maxime (e.a.), Mecheln-Auschwitz, 1942-1944. De vernietiging van de Joden en zigeuners van België, 4 delen, Brussel, 2009.

Dr. Maxime Steinberg & Dr. Laurence Schram