Het koppel ontsnapte aan het concentratiekamp Auschwitz-Birkenau. Een recente getuigenis zorgt voor de reconstructie van hun ongelofelijke levensverhaal.
Frain Wolf Szyper (°15/09/1916 te Christina, Polen) vraagt in december 1931 een visum aan om naar België te mogen reizen: hij wil graag bij zijn broer gaan wonen in Vorst. Op dat moment woont Frain nog in Josefow, Polen. Op 10 maart 1932 komt hij uiteindelijk aan in België, waarna hij gaat samenwonen met zijn moeder, Chaja Nyremberg, en zijn jongere broers en zussen op Gustave Defnetstraat 31 in Sint-Gillis. Frain geeft aan graag definitief in België te willen blijven, en kan aan de slag als kleermaker.
Klara Prowisor (°30/05/1922 te Altona, Duitsland) verblijft sinds november 1924 in België. In 1933 schrijft ze zich in de gemeente Sint-Jans-Molenbeek in. Ze wil ook graag definitief in België blijven. In Molenbeek woont ze samen met haar ouders Chaskel Prowisor (ook Prowizur) en Chana Golda Birnberg, zus Edith (°30/11/1923 te Altona, Duitsland) en broertjes Alfred (°18/08/1926 te Seraing) en Maurice (°03/12/1933 te Molenbeek) op Delaunoystraat 55. Klara is werkzaam als bureaumedewerkster bij het bedrijf ‘Lindor’ in de Vandeweyerstraat in Schaarbeek. Klara’s zus Edith volgt nog les: ze volgt ze naaicursussen aan de beroepsschool van Molenbeek.
Als gevolg van de Duitse bezetting worden vanaf eind 1940 anti-Joodse wetten uitgevaardigd. Zo dienen Joden ouder dan 15 jaar zich in te schrijven in het Jodenregister. Klara schrijft zich op 19 december 1940 in het Jodenregister van Brussel in. Klara geeft als adres Karperbrug in Brussel op. Later verhuist ze naar Bondgenotenstraat in Vorst. In augustus 1942 starten de deportaties. Joden krijgen een tewerkstellingsbevel waarmee ze zich moeten aanmelden bij de Dossinkazerne. Edith krijgt dit bevel en meldt zich aan. Ze wordt met transport II naar Auschwitz-Birkenau gedeporteerd en is nooit terug gekeerd.
Op 21 januari 1942 trouwen Frain en Klara in Sint-Gillis. Op dat moment werkt Klara als winkelmedewerkster. Na hun huwelijk wisselen ze geregeld van woonst. Amper een jaar na hun huwelijk, op 27 januari 1943, worden Frain en Klara opgepakt en ingeschreven in het SS-Sammellager Mecheln. In het kamp wordt Klara herenigd met haar vader, Chaskel, die in het verzamelkamp werkt als arbeider. Frain, Klara en Chaskel worden uiteindelijk met transport XX op 19 april 1943 naar Auschwitz-Birkenau gedeporteerd. Enkele dagen voor hun vertrek uit Mechelen wordt Chaskel echter ziek. Eens in de trein spoort Frain hen aan om uit de trein te springen nu ze nog in België zijn, maar Klara sputtert tegen omdat ze haar zieke vader niet wil achterlaten. Uiteindelijk beslist ze toch om samen met haar man van de trein te springen. Eens ze ontsnapt zijn, kunnen ze onderduiken bij Belgische gezinnen. Frain en Klara slagen erin uit handen van de Duitsers blijven. Nog voor het einde van de oorlog schrijven ze zich in het Vreemdelingenregister van Gilly in Henegouwen in. Ze overleven allebei de oorlog en emigreren na een periode in Etterbeek te hebben gewoond naar Israël. In Israël spreekt een vrouw Klara aan die in dezelfde deportatiewagon als haar, Frain en haar vader zat. Deze vrouw vertelt haar dat haar vader Chaskel blij was dat ze gesprongen was, en in de trein stierf voor ze in Auschwitz-Birkenau aankwamen.
Getuigenis: Aaron Bandler, “Watch: Holocaust survivro recounts leaving father behind on train to Auschwitz, receives message from him years later”, Jewish Journal, 13 oktober 2017, https://jewishjournal.com/news/worldwide/225828/225828/.