Het gezin Klein-Thalheim

Het gezin had grootse reisplannen, maar deze konden ze niet uitvoeren. Hun dochtertje Nelly komt als wees uit de oorlog.

Het gezin Klein-Thalheim
Elisabeth Thalheim

Koloman Klein ( °28/09/1891 te Kisnana, Hongarije) trouwt met Elisabeth Thalheim (°29/05/1901 te Wenen) in Wenen op 6 januari 1924. Uit dit huwelijk wordt hun dochter Nelly (°03/12/1924 te Wenen) geboren. Koloman werkt in Oostenrijk als verkoper. Op 25 augustus 1939 komt de familie aan in België, waarna ze zich na enkele dagen inschrijven in het vreemdelingenregister. In dit register vermelden ze dat ze vrijwillig uit Oostenrijk zijn vertrokken en dat ze zich niet identificeren als politieke vluchtelingen. Ook zijn ze van plan om binnen twee tot drie maanden te emigreren naar Amerika. Wanneer het gezin in België aankomt, krijgen ze bestaansmiddelen van Joodse hulporganisaties. Ze vestigen zich in Clemenceaulaan, maar verhuizen al snel naar Anderlechtstraat in Brussel. Tussen deze twee adressen wisselen ze nog een aantal keer.

Er duiken echter problemen op wanneer het gezin Klein-Thalheim hun paspoort wil regelen. Koloman verklaart aan de Belgische overheid dat deze in Engeland liggen. Deze paspoorten hebben ze absoluut nodig om naar China te trekken, wat hun nieuwe bestemming lijkt te zijn. De oorlog haalt het gezin echter snel in.

Wanneer Duitsland in mei 1940 België binnenvalt, worden er anti-Joodse maatregelen door het Duitse bezettingsbestuur ingevoerd. Joden zijn verplicht zich aan te melden vanaf de leeftijd van 15 jaar. Nelly laat zich in het Jodenregister registreren op 18 december 1940, haar moeder Elisabeth enkele dagen later, op 23 december. Vader Koloman is op dat moment in Frankrijk en wordt op 17 augustus 1942 vanuit het interneringskamp Drancy gedeporteerd. Hij is wellicht in de loop van mei 1940 opgepakt en in Drancy geplaatst. Hij keert niet meer terug. Tegen 1942, wanneer Elisabeth en Nelly zich inschrijven bij de Jodenvereniging, wonen ze in bij Elisabeths moeder Karoline Kohn (°24/09/1877 te Wenen) in Anderlechtstraat in Brussel. Elisabeth volgt Engelse lessen als voorbereiding op haar migratie naar China. Ze schrijft een Engels essay: ‘What I would like to do if I had a million dollars (or perhaps more)’. In dit essay spreekt ze over haar plannen dat ze met dit geld een huis zou kopen op een plaats waar de lente nooit eindigt en dat ze er een schooltje zou oprichten voor wezen.

Elisabeth wordt in haar eentje opgepakt en wordt vanaf 13 februari 1943 in de Dossinkazerne vastgehouden. In april 1943 stuurt ze verschillende postkaarten naar haar dochter en moeder. Deze verstuurt ze via haar Belgische, en overigens niet-Joodse, vriendin Lina Govaerts. Elisabeth wordt op 19 april 1943 met transport XX gedeporteerd naar Auschwitz-Birkenau. Na haar aankomst op 22 maart 1943 ontbreekt elk spoor van haar. Haar dochter Nelly en haar moeder Karoline ontsnappen aan de deportatie en overleven de oorlog.

Bron: Marleen de Rode, “Een vergeten drama uit WOII: de weggevoerden van mei 1940”, Scientas, 4 mei 2014, https://www.scientias.nl/een-vergeten-drama-uit-woii-de-weggevoerden-van-mei-1940/.

Kaatje Langens