Karl Kurt Laufer

Karl Kurt Laufer
Karl Kurt Laufer

Karl Kurt Laufer werd geboren op 11 november 1924 in Frankfurt-am-Mein. Hij was de zoon van Moses Laufer en Laya Schweber. Door de dreigende maatregelen tegen de Joden vluchtte Karl, in november 1938, noodgedwongen naar België. Daar ging hij bij zijn zus Cypa Laufer (31 december 1910) en haar man Markus Eder (22 augustus 1904) wonen, op Belgiëlei 48, te Antwerpen. Karl werd op 20 november 1939 opgenomen in het vreemdelingenregister en verkreeg een visum dat steeds met 6 maanden verlengd werd. Karl verhuisde in 1941 naar Kruikstraat 1, te Antwerpen.

Tijdens de eerste twee jaren van de bezetting, voerden de Nazi’s 17 anti-Joodse maatregelen in. Eind 1940 beval de Duitse bezetter bijvoorbeeld dat alle Joden zich moesten registreren in de gemeentelijke Jodenregisters. Karl gehoorzaamde en werd op 19 december 1940 geregistreerd in het Jodenregister van Antwerpen, waar hij op dat moment woonachtig was.

De Duitse maatregelen werden steeds extremer, waardoor Karl een poging waagde te vluchten. Hij trok in november 1941 richting Frankrijk, in de hoop zo naar Amerika te kunnen vluchten. Daar werd hij echter opgepakt en in het Pithiviers-Loiret kamp (noordoosten van Orléans) geïnterneerd. Karl werd op 23 april 1942 vrijgelaten, met de intentie hem te repatriëren naar België. Hij werd echter tegengehouden aan de grens, ter hoogte van Agimont, en zijn documenten werden hem ontnomen. Karl werd enkele dagen later alsnog vrijgelaten in België en vestigde zich op (Brabantstraat) rue de Brabant 49, te Schaarbeek. Niet veel later verhuisde hij naar (Aarschotstraat) rue d’Aerschot 134, eveneens te Schaarbeek.

Op 2 september 1942, werd Karl opgepakt en naar de Dossinkazerne in Mechelen gebracht. Enkele dagen later, op 8 september, werd hij als nummer 464 aan boord van Transport VIII richting Auschwitz-Birkenau gedeporteerd. Transporten VI, VII, VIII, IX, XII en XIII, die Dossin tussen 29 september en 10 oktober 1942 verlieten, stopten in Kosel (een honderdtal kilometer van Auschwitz-Birkenau). Hier werden de mannen van 15 tot 50 jaar uit de wagons gehaald en verdeeld over diverse werkkampen voor Joden. Ook Karl stapte in Kosel uit. Vanaf dan verdween elk spoor van hem. De datum, plaats en exacte omstandigheden van zijn dood zijn ons onbekend. Hij overleefde in elk geval de kampen niet.

Karls zus Cypa en haar man Markus konden naar Zwitserland vluchten. Dat blijkt uit de Federale Archieven van Zwitserland. Hoe ze daar terecht zijn gekomen en wat er daarna met hen gebeurde, is ons onbekend. Zij overleefden alleszins beiden de oorlog.

Morien De Backer
Stagiaire