Sarah Yampolsky & Irène Spicker

Irène Spicker schildert in 1942 een portret van de jonge Sarah Yampolsky. Haar ogen staan droef, alsof ze beseft wat haar te wachten staat. Luttele tijd later meldt ze zich samen met haar vader en broertje aan in Mechelen om van daaruit op transport II haar definitieve lot tegemoet te gaan. Ook Irène wordt een jaar later opgepakt en naar Mechelen gebracht. Zij kan wel overleven…

Portret en foto van Sarah Yampolsky. Bron: KD – Fonds Spicker-Awret Bron: AGR-Police des Étrangers-Bruxelles/ARA-Vreemdelingenpolitie –Brussel

Sarah Yampolsky wordt in 1920 geboren in Tel Aviv. Als ze negen jaar oud is, verhuist ze in februari 1929 samen met haar ouders en jongere broer Simon Elie naar België.

Léon Yampolsky, de vader des huizes, is een druk bezet zakenman: hij is exporteur van stoffen en tevens ingenieur in dienst van de Sovjet-Unie. Hij is belast met de inspectie van goederenleveringen voor de productie van stoffen. Zijn werk zorgt ervoor dat hij frequent moet pendelen tussen het thuisfront en het buitenland. Hij vertoeft vaak in Parijs, maar ook zakentrips naar Duitsland, Egypte en zelfs Palestina staan regelmatig op het programma. Moeder Polia Cesarsky sterft twee jaar na aankomst in België. Haar overlijdensakte wordt op 7 augustus 1931 opgemaakt in Sint-Jans-Molenbeek.

In België leidt het gezin Yampolski niet direct een standvastig bestaan als het aankomt op huisvesting. Tussen 1929 en 1940 verhuizen ze maar liefst negen keer in en rond Brussel. Op het moment van de verplichte jodenregistratie eind 1940, woont het gezin Yampolsky in Elsene op de Boulevard Général Jacques n° 9.

Van dochter Sarah Yampolsky is er een intrigerend portret overgebleven uit 1942 van de hand van de jonge Joodse artieste Irène Spicker. Irène werd in maart 1943 aangehouden en naar de Dossinkazerne overgebracht waar ze kon overleven door haar schilderstalent. Ze werd er verplicht tewerkgesteld in de zogenaamde ‘Malerstube’ (schildersatelier). Daar schilderde ze de bordjes die de gevangenen moesten dragen met daarop hun transportnummer.  Vermoedelijk schilderde ze tijdens haar gevangenschap ook nog enkele portretten van bewakers, maar die zijn niet bewaard gebleven. Irène Spicker werd op 4 september 1944, samen met de kazerne, bevrijd.

Over het portret dat ze in 1942 van Sarah maakte, getuigde Irène achteraf :

« Ik vroeg wel vaker aan mijn vrienden en vrienden van mijn vrienden om te poseren. Op die manier heb ik ook dit portret van een jonge vrouw met grijze, dromerige ogen kunnen schilderen dat tot op de dag van vandaag een van mijn meest dierbare bezittingen is. De naam van dit bedachtzaam en verdrietig ogende meisje is Sarah Yampolsky. Het is alsof ze toen al wist welk lot haar en haar broer Simon te wachten stond. 
Sarah droeg de gele jodenster toen ik dit portret van haar maakte maar die heb ik niet mee geschilderd. »

Irène schonk in 1995 het doek met het portret van Sarah aan het voormalige Joods Museum voor Deportatie en Verzet, vandaag Kazerne Dossin.

Terug naar het verhaal van Sarah. Zoals Irène in haar getuigenis al aangaf, was het alsof Sarah wist wat haar te wachten stond. Kort nadat haar portret werd geschilderd, ontvangen vader Léon, broer Simon Elie en Sarah hun ‘Arbeitseinsatz Befehlen’ onder de respectievelijke nummers 2267, 2269 en 2268. Ze gehoorzamen aan deze oproep en melden zich op 3 augustus 1942 aan in de Dossinkazerne. Transport I heeft op dat moment Mechelen nog niet verlaten, maar zit al vol. Ze worden ingeschreven met de nummers 363, 364 en 365 om op het volgende transport II te vertrekken.

De transportlijst is meteen ook het laatste teken van leven dat we van de familie Yampolsky terugvinden. Het enige wat we verder nog weten is dat Sarah, Léon en Simon Elie Yampolsky op 13 augustus 1942 in Auschwitz-Birkenau aankomen. Wat er daarna gebeurde, is niet duidelijk maar wat wel zeker is, is dat geen van hen overleefde.