Familie Luxemberg-Grozwursel

Baruch Luxemberg en Laja Cwatla Grozwursel kregen vier kinderen: Dora, Regina, Celina en Suzanne. Mogelijk overleed Dora voor de oorlog of woonde ze tijdens de bezetting in het buitenland. Baruch, Laja Cwatla, Regina, Celina en Suzanne werden met een verschillend transport (II, XIV en XV) gedeporteerd naar Auschwitz-Birkenau.

Familie Luxemberg-Grozwursel
Baruch Luxemberg

Kleermaakster Laja Cwatla Grozwursel en handelaar Baruch Luxemberg werden beide geboren in Polen: Laja Cwatla op 20 oktober 1897 in Wolanów en Baruch op 15 november 1897 in Łuków. Ze trouwden op 29 oktober 1919 in Wierzbick. Een paar dagen later, op 4 november 1919, kwam het echtpaar in België aan. Ze gingen wonen op Somersstraat 10 in Antwerpen. Laja Cwatla en Baruch verhuisden meermaals binnen de stad maar woonden van augustus 1920 tot februari 1921 in Chatelineau, een dorp in de provincie Henegouwen. Daar werd hun eerste dochter Dora geboren op 2 januari 1921.

In februari 1921 keerde de familie Luxemberg-Grozwursel terug naar Antwerpen en gingen ze wonen op Rolwagenstraat 5. Een jaar later, op 21 februari 1922, werd tweede dochter Regina geboren. Het gezin verhuisde nog enkele keren en breidde ondertussen verder uit: Celina werd geboren op 3 juni 1926 en Suzanne op 28 oktober 1934. Uiteindelijk vestigde de familie Luxemberg-Grozwursel zich op Sterlingerstraat 51 in Borgerhout.

Familie Luxemberg-Grozwursel
Laja Cwatla Grozwursel

In mei 1940 viel Nazi-Duitsland België binnen. De familie Luxemberg-Grozwursel gehoorzaamde de anti-Joodse wetten van het bezettingsbestuur. Vader Baruch schreef zich samen met zijn vrouw Laja Cwatla en dochters Regina, Celina en Suzanne in het Jodenregister van Borgerhout in, en op 23 maart 1942 werden ze lid van de Jodenvereniging. Oudste dochter Dora werd echter niet ingeschreven: mogelijk overleed ze voor de oorlog of woonde ze tijdens de bezetting in het buitenland.

Dochters Regina en Celina werden op 15 augustus 1942 met transport III vanuit de Dossinkazerne naar Auschwitz-Birkenau gedeporteerd. Ze gingen op 8 augustus 1942 in op het Arbeitseinsatzbefehl, het tewerkstellingsbevel dat door de Sipo-SD werd uitgevaardigd. Als ‘arbeidsplichtigen’ werden ze opgeroepen naar het verzamelkamp van Mechelen om nadien gedeporteerd te worden. Regina en Celina werden vermoord, net als 99,5 procent van de gedeporteerden op hun transport.

Moeder Laja Cwatla en jongste dochter Suzanne werden op 19 oktober 1942 ingeschreven in de Dossinkazerne op de deportatielijst van transport XIV. Transport XIV en XV vormden één trein die op dezelfde dag, 24 oktober 1942, vertrok naar Auschwitz-Birkenau. Onder de eerste 250 ingeschrevenen van transport XV bevonden zich 234 Joodse dwangarbeiders uit Noord-Frankrijk. Vader Baruch, die ingeschreven werd op die lijst onder het nummer 112, was één van hen. Hij werd in de zomer van 1942 opgeëist door het Arbeidsambt en naar Frankrijk gevoerd waar hij verplicht werkte in dienst van het Franse bedrijf Vaisset en de Duitse firma Scholzen, onderaannemers van het Duitse constructiebedrijf Organisation Todt.

Gezien de leeftijd van Suzanne – ze was net geen 8 – werd ze samen met haar moeder vermoedelijk meteen na aankomst in het kamp op 26 oktober 1942 naar de gaskamer gestuurd. Baruchs naam is terug te vinden in de – onvolledig bewaard gebleven – Sterbebücher van Auschwitz, wat aantoont dat hij geselecteerd werd voor arbeid. Ook hij overleefde zijn gevangenschap in Auschwitz echter niet.

 

Info publicatie:

ADRIAENS Ward, STEINBERG Maxime (e.a.), Mecheln-Auschwitz, 1942-1944. De vernietiging van de Joden en zigeuners van België, 4 delen (deel 1), Brussel, 2009.

Dieter Porton