Fritz Mandler werd geboren op 27 augustus 1907 in Wenen, Oostenrijk. Hij had de skills om meerdere beroepen uit te oefenen zoals loodgieter en elektricien, en was gespecialiseerd in aandrijfkracht (installatie van dynamo’s en elektromotoren).
Fritz trouwde met Rosa Handl, geboren op 9 mei 1909, ook in Wenen. Hun zoon Heinz alias Henri Mandler werd in dezelfde stad geboren op 19 juni 1938. Toen het gezin enkele weken later van Oostenrijk naar België vluchtte, nam Fritz Mandler de gereedschapstas mee die hij voor zijn werk gebruikte.
Fritz, Rosa en Henri vestigden zich in Brussel. Ze werden enige tijd ondergebracht in het vluchtelingencentrum van Marneffe voordat ze terugkeerden naar de Belgische hoofdstad, waar ze nog steeds verbleven toen Nazi-Duitsland België binnenviel op 10 mei 1940. Tijdens de eerste dagen van de
oorlog arresteerden de Belgische autoriteiten enkele duizenden “verdachten”, personen die volgens de staat mogelijke nazispionnen en collaborateurs waren. Onder deze verdachten waren echter ook veel Joodse vluchtelingen die net uit Duitsland en Oostenrijk waren aangekomen. Fritz Mandler behoorde tot de groep arrestanten. Hij werd geïnterneerd in verschillende kampen in Zuid-Frankrijk voordat hij in maart
1942 kon ontsnappen. Fritz keerde terug naar Brussel en begon te werken als elektricien-aannemer.
Op 21 november 1942 werden Fritz, zijn vrouw Rosa, Rosa’s broer Hans Handl en Rosa’s schoonzus Martha Klein gearresteerd. Toen hij naar de Dossinkazerne werd gebracht, nam Fritz zijn gereedschapstas mee.
Hoewel ze alle vier eerst werden ingedeeld in transport XVIII, werden Fritz en Rosa niet lang voor het vertrek van de trein van de deportatielijst gehaald, toen Fritz zich presenteerde als een man met vele praktische beroepen, wat hem in de ogen van de Duitse kampbeheerders nuttig maakte. Fritz Mandler werd vervolgens toegevoegd aan de Werkleute (arbeiders-gevangenen) als klusjesman, die allerlei taken uitvoerde, zoals het onderhouden van sanitair en elektriciteit, het repareren van metselwerk, het uitvoeren van kleine bouwopdrachten, enz. Na enige tijd maakte de kampleiding hem hoofd van de Hofarbeiter, de Joodse onderhoudsmedewerkers van het kamp. Fritz stond bekend als Negus vanwege zijn zwarte, krullende haar en donkere huid. Fritz’ vrouw Rosa Handl kreeg ook een positie in het kamp en werd daardoor ook vrijgesteld van deportatie. Zij werd lid van de wasserij voor de SS officieren.
Een maand voor hun arrestatie hadden Fritz en Rosa hun zoon Henri toevertrouwd aan Auguste en Raymonde Dehaen-Berteau in Courcelles, die de peuter in hun huis verborgen. Raymonde nam haar eigen zoon Guy, die even oud was, en Henri Mandler mee naar Mechelen, waar ze Rosa bezochten in de Dossinkazerne. Rosa was doodsbang dat Henri haar zou herkennen en dat haar zoon niet zou mogen vertrekken na het bezoek, maar Henri, nog maar een klein kind, deed dat niet en hij verliet het kamp weer met Raymonde en Guy.
Als hoofd van de Hofarbeiter mocht Fritz Mandler de Dossinkazerne verlaten om in Mechelen gereedschap en diverse benodigdheden te gaan kopen, onder toezicht van een SS-soldaat of vergezeld van een andere Joodse arbeider. Minstens één keer maakte Fritz de reis naar Courcelles om zijn zoon Henri in zijn schuilplaats te bezoeken. De exacte omstandigheden die dit bezoek mogelijk maakten zijn onbekend, maar Fritz’ vrouw Rosa bleef achter in de Dossinkazerne om Fritz’s terugkeer naar Mechelen te verzekeren.
Tijdens zijn werk in de Dossinkazerne pleegde Fritz Mandler meerdere verzetsdaden. Tijdens zijn reizen naar de stad kocht hij soms in het geheim extra gereedschap en gaf dat door aan Joodse mensen die voor deportatie waren aangewezen, zodat zij een ontsnappingspoging konden ondernemen.
Op 27 april 1943 verklaarde een ontsnapte en opnieuw opgepakte gevangene van transport XX dat Fritz Mandler hem had voorzien van gereedschap om de trein te ontvluchten. Fritz werd onmiddellijk ontslagen als hoofd van de Hofarbeiter en zijn naam werd toegevoegd aan de deportatielijst van transport XXI. Zijn hoofd werd kaalgeschoren en hij werd in de Stehzelle gezet, een cel waar de gevangene niet kon zitten of liggen, en die Fritz ironisch genoeg net aan het afbouwen was. De straf duurde zeventien dagen, totdat Rosa erin slaagde kampcommandant Johannes Frank over te halen Fritz van de deportatielijst te schrappen. Frank had Fritz al vrijgelaten uit de Stehzelle en ook Rosa’s verzoek ingewilligd, mogelijk omdat zij aanvoerde dat de ontsnapte het gereedschap van Fritz had kunnen stelen.
Fritz Mandler en zijn vrouw Rosa Handl werden in de Dossinkazerne vastgehouden tot de bevrijding van Mechelen in de nacht van 3 september 1944. In de ochtend van 4 september 1944 opende Fritz Mandler de poorten van de kazerne en bevrijdde zo de Joodse gevangenen die nog in het kamp waren. Ook kraakte hij de sloten van de cellen, waar nog drie mensen gevangen werden gehouden.
Enkele dagen later werden Fritz en Rosa herenigd met hun zoon Henri en later dat jaar met Rosa’s gerepatrieerde broer Hans Handl, wiens vrouw Martha Klein de deportatie niet had overleefd. Het gezin keerde terug naar Brussel, waar Fritz ging werken als zelfstandig loodgieter en elektricien, met de gereedschapstas die hij uit Wenen had meegenomen en die hij ook in de Dossinkazerne had gebruiken. Henri bleef nauw verbonden met de familie Dehaen-Berteau die hem had verborgen.
Fritz Mandler overleed op 6 mei 1981, Rosa Handl op 21 juli 1991.
In 2008 ontving de familie de titel van Rechtvaardige onder de Volkeren.