Davina, een van onze vrijwilligers, ontdekte het verhaal van haar familie.

Enkele maanden geleden overliep ik een namenlijst die ik in Kazerne Dossin gebruik tijdens mijn vrijwilligerswerk. Mijn oog viel op de familienaam Elefant. Dit was ook de achternaam van mijn overgrootmoeder aan moederskant. Ik wees mezelf erop dat mijn overgrootmoeder in Hongarije woonde tijdens de oorlog en dat zij dus niet de persoon op de namenlijst kon zijn. Desalniettemin, omwille van de volledigheid, besloot ik het document te lezen.

Ik ontdekte dat de dame op de namenlijst getrouwd was met een zekere Abraham, familienaam van mijn overgrootvader. Deze dame was gedeporteerd van het verzamelkamp Dossin naar Auschwitz-Birkenau. Daarop zocht ik haar geboortedatum op, genoteerd op haar formulier in het gemeentelijk Jodenregister van België. Deze fiche was ondertekend door een zekere Ludwik Abraham, van wie ik het bestaan nog niet vermoedde en die de zoon van mevrouw Elefant zou blijken te zijn.

Via het immigratiedossier van de Vreemdelingenpolitie op naam van mijn oudoom Armin Abraham kon ik de geboortedatum van zijn moeder, mijn overgrootmoeder, opsporen en vergelijken met de vrouw op de lijst. Mevrouw Elefant, gedeporteerd vanuit de Dossinkazerne, bleek dus inderdaad mijn overgrootmoeder waarvan ik altijd had gedacht dat zij tijdens de Tweede Wereldoorlog in Hongarije woonde. Tot in het kleinste detail ontdekte ik vervolgens niet alleen het parcours dat zijzelf in Antwerpen had afgelegd, maar ook het verhaal van twee van haar vier kinderen van wiens bestaan ik niet op de hoogte was. Bovendien ontdekte ik ook meer over mijn overgrootvader Mojszes Abraham.

Laat me beginnen met het verhaal van Ludwik Abraham, de mij onbekende oudoom, die met transport XVI naar Auschwitz-Birkenau werd gedeporteerd. Hij emigreerde in 1935 van Berehove in Hongarije naar Antwerpen, samen met zijn één jaar jongere zus, Alzbeta Abraham, en hun ouders Jetta Elefant en Mojszes Abraham. Het gezin woonde op Lentestraat 3 in Borgerhout. De twee oudste kinderen van het gezin, broers Alexandre (mijn grootvader) en Armin, woonden al sinds 1930 in Antwerpen en werkten er in de diamantsector. Al mijn familieleden waren vluchtelingen in België, net zoals 80% van de Joodse gemeenschap in die periode.

Tijdens het lezen van de documenten van de Vreemdelingenpolitie stelde ik vast dat het gezin met alle mogelijke middelen probeerde om in België te mogen blijven, wat voor hen ongetwijfeld veiligheid betekende. Een brief van een advocaat getuigt van een mislukte poging om Alzbeta, dan 20 jaar oud, in 1940 het land uit te zetten. Alzbeta werkte op dat moment als naaister vanuit haar ouderlijke woning.

Enkele jaren later, werden de eerste anti-Joodse verordeningen ingevoerd. Het net sluit zich. Op 12 december 1940 volgde Ludwik Abraham net als zovele andere geloofsgenoten het bevel van het bezettingsbestuur op en schreef hij zichzelf, zijn moeder en zijn jongere zus in het gemeentelijke Jodenregister in. Ludwik tekende het formulier voor hen allen. Zijn broer Alexandre had zichzelf en zijn kersverse gezin de voorgaande dag geregistreerd, zo blijkt uit de datum op zijn formulier. Maar Armin, de oudste van de broers, zou zichzelf nooit registreren.

Mojszes Abraham, mijn overgrootvader, reisde vroeg in 1940 van België naar Hongarije, zoals hij in de jaren 1930 herhaaldelijk had gedaan, maar ditmaal zou hij niet terugkeren. Zijn naam komt niet voor in het gemeentelijk Jodenregister van België. We vermoeden dat hij tijdens zijn reis door de oorlog vast komt te zitten in Hongarije.

In juni 1942 werd Ludwik, samen met talrijke andere jongemannen opgeëist door de Duitse Organisation Todt. Hij moest in Noord-Frankrijk mee de Atlantic Wall opbouwen. Ludwik verliet het ouderlijk huis in de Lentestraat en werd een dwangarbeider.

Een maand later werd de familie verder van elkaar gescheiden. In juli 1942 dook mijn grootvader Alexandre onder in de regio Charleroi, samen met mijn grootmoeder Malka Kesler en mijn oom Theo, dan 3 jaar oud. Allen overleefden zij de oorlog dankzij de hulp van Rechtvaardigen onder de Volkeren.

Armin ontvluchtte eveneens Antwerpen en België in juli 1942, in het gezelschap van zijn echtgenote Fanni Kornstein en hun dochtertjes Charlotte (5 jaar oud) en Yvonne (2,5 jaar oud). Ze bereikten via Zuid-Frankrijk Italië, maar werden verklikt en vanuit het verzamelkamp Drancy nabij Parijs in december 1943 met transport 64 naar Auschwitz-Birkenau gedeporteerd. Enkel Armin zou de kampen overleven … en de dodenmarsen die hem naar het kamp Flossenburg in Duitsland voerden. Daar zou hij door het Amerikaanse leger bevrijd worden.

Mijn overgrootmoeder Jetta Elefant en haar dochter Alzbeta werden tijdens de eerste grote razzia in Antwerpen opgepakt in hun woning in de Lentestraat in de nacht van 15 op 16 augustus 1942. Vervolgens werden ze in het verzamelkamp in Mechelen geïnterneerd, van waaruit transport IV hen vier dagen later naar Auschwitz-Birkenau voerde. Alzbeta werd bij aankomst geselecteerd als dwangarbeidster, maar overleed twee maanden later, op 10 oktober 1942. Moge zij rusten in vrede…

In de zomer van 1942 werden duizenden Joden opgepakt tijdens razzia’s en probeerden talrijke anderen onder te duiken. De bezetter had het steeds moeilijker om zijn quota te halen: voor het einde van 1942 zouden op bevel van Berlijn vanuit België en Noord-Frankrijk 20.000 Joden moeten worden gedeporteerd. Eggert Reeder, de chef van de Duitse militaire administratie, gaf Ernst Ehlers de opdracht om de groep dwangarbeiders in Noord-Frankrijk en de Franse Ardennen voor deportatie op te geven. Werkkamp per werkkamp werden 1.315 mannen inschreven op de lijst van transport XVI en XVII. Hun bestemming zou Auschwitz worden. Transport XVI bestond uit 756 van deze mannen, waaronder Ludwik. Transport XVII omvatte 559 andere dwangarbeiders.

Toen ik vernam dat mijn oudoom gedeporteerd werd vanuit de Dossinkazerne terwijl hij in Frankrijk werd vastgehouden, vroeg ik me af waarom hij niet vanuit een Frans verzamelkamp was gedeporteerd. Ik begreep het niet, totdat men me uitlegde dat deze dwangarbeiders uit Noord-Frankrijk de trein in de Dossinkazerne niet mochten verlaten. De trein hield halt in het station van Muizen, terwijl de gevangenen de trein niet mochten verlaten. Gedetineerden van de Dossinkazerne werden naar de wachtende trein gevoerd om het konvooi aan te vullen. Een aantal van deze personen waren “vrijwillig” naar de Dossinkazerne gekomen na een macabere “uitnodiging” van het bezettingsbestuur, bezorgd door de Vereniging van Joden in België (VJB). De VJB bracht deze mensen op de hoogte van de terugkeer van hun vader of echtgenoot uit de werkkampen in Noord-Frankrijk en stelde hun gezinnen voor zich bij hen te voegen in de trein. Deze “genodigden” vormden een groep van 160 vrouwen, jongens en meisjes. Ze reisden in dezelfde trein, maar niet in dezelfde wagon.

Het is belangrijk te onthouden dat deze dwangarbeiders, na meerdere maanden te hebben doorgebracht in de Organisation Todt-werkkampen, wantrouwig stonden tegenover de deportatie. 229 onder hen beslisten daarom uit de trein te springen terwijl het transport zich nog op Belgisch grondgebied bevond. Dit betekent dat één gevangene op 5 een ontsnappingspoging waagde. Daarnaast ontsnapten ook 11 Joden die vanuit de Dossinkazerne aan het transport werden weggevoerd. De meeste van de 240 ontsnapten wisten uit handen van de Nazi’s te blijven. 100 personen werden opnieuw opgepakt, waarvan 94 opnieuw werden gedeporteerd.

1.697 gedeporteerden kwamen op 3 november 1942 met transport XVI en XVII aan op de Judenrampe, tussen Auschwitz en Birkenau. 777 onder hen werden geselecteerd voor dwangarbeid, waarvan 702 mannen en 75 vrouwen. De voormalige dwangarbeiders van Organisation Todt, die de meerderheid vormden op de transport van 31 oktober, vormden ook de meerderheid onder de 86 overlevenden. De personen die niet als werkbekwaam werden bestempeld, waren in deze transporten in de minderheid. Het konvooi telde slechts 120 kinderen jonger dan 15 jaar en 181 personen ouder dan 50 jaar.

Ludwik maakte deel uit van de groep van 702 mannen die werden geselecteerd voor dwangarbeid. Hij stierf twee maanden later, op 3 januari 1943, in Auschwitz. Moge zijn ziel rusten in vrede… Mogen zij allen rusten in vrede…

Davina Rubin-Komlosi
Vrijwilligster bij Kazerne Dossin