Jaak Brandon wordt op 4 maart 1921 in Antwerpen geboren. Zijn ouders – Jacob Brandon en Branca Boeken – zijn Nederlandse Joden die in 1913 met Jaaks oudere broers Abraham en Salomon van Amsterdam naar Antwerpen zijn verhuisd. Vader Jacob Brandon werkt als diamantslijper in de havenstad. Wanneer Jaak van de schoolbanken komt, wordt hij leerling-diamantzager. Hij krijgt een compact diamantweegschaaltje cadeau waarmee hij het aantal karaat van een steen precies kan afwegen. In een kinderlijk handschrift grift de tiener zijn naam in de achterkant van het houten doosje.
Enkele weken later al worden de broers Brandon als dwangarbeider opgeëist. In de zomer van 1942 is het Duitse bouwbedrijf Organisation Todt op zoek naar werkmannen om de Atlantic Wall te bouwen, een verdedigingslinie die langs de Europese kust loopt en het Reich moet beschermen tegen een Brits-Amerikaanse invasie. Vanuit België worden meer dan 2.250 Joodse mannen als dwangarbeider naar Noord-Frankrijk gedeporteerd om er bunkers, bruggen en wegen aan te leggen. Jaak en zijn broer Salomon Brandon worden op 14 juli 1942 in het Antwerpse centraal station op transport gezet naar het Organisation Todt-werkkamp in Calais. In mensonwaardige omstandigheden worden ze er verplicht dwangarbeid te verrichten.
Op 31 oktober 1942 voeren deportatietransporten XVI en XVII deze dwangarbeiders weg uit Noord-Frankrijk. De transportlijsten maken deel uit van de administratie van het SS-Sammellager Mecheln, de Dossinkazerne. Enkele secretaresses uit het verzamelkamp zijn onder escorte naar Noord-Frankrijk gestuurd om de namen van de mannen aan de lijsten toe te voegen. Jaak en Salomon worden geregistreerd als personen 110 en 198 op transport XVII. Wanneer deze trein uit Noord-Frankrijk halt houdt in Mechelen, mogen de Joodse secretaresses uitstappen en naar de Dossinkazerne terugkeren. De mannen, onder wie Jaak en zijn broer, blijven aan boord en worden verder meegevoerd. Bij aankomst in Auschwitz-Birkenau op 3 november 1942 verdwijnt elk spoor van Jaak en Salomon Brandon. Geen van beiden overleeft de deportatie.
In september 1944 ontdekt Calixte Vandevelde, een medewerker van de Regie van Telefonie en Telegrafie (RTT) die communicatielijnen moet herstellen, in de lege Dossinkazerne het diamantweegschaaltje van Jaak Brandon. Jaak heeft de trein nooit verlaten en is nooit in het verzamelkamp geweest. Heeft hij het meegenomen naar het werkkamp in Noord-Frankrijk en daar aan een van de Joodse secretaresses gegeven om veilig te bewaren tot zijn terugkeer? Bracht iemand anders het mee naar de Dossinkazerne in de hoop het aan Jaak terug te geven in de trein? De reis die het weegschaaltje heeft afgelegd, zal vermoedelijk voor altijd een mysterie blijven.