Op 15 januari 1944 vertrekt transport 23 vanuit de kazerne Dossin in Mechelen richting Auschwitz. De tijd van grote transporten is voorbij, vele joden zijn immers ondergedoken of gevlucht. De 659 mensen die deel uitmaken van het konvooi zijn bijna allemaal opgepakt na een jacht op joden of na verklikkingen.
Moses Lisak en Esther Kaplan werden geboren in Kalisz (Polen). Ze kwamen eind januari 1939 aan in België als tussenstop om te emigreren naar Uruguay. Op 19 januari 1935 kregen ze een dochter: Ruth. Moses en Lisak werden gedeporteerd met transport XXIII vanuit de Dossinkazerne naar Auschwitz-Birkenau. Ruth werd niet gedeporteerd en overleefde de oorlog.
Izraël Goldfarb werd met transport XXIII gedeporteerd naar Auschwitz-Birkenau. Hij overleefde de oorlog niet.
Lejb Aszmian en Doba Szulanska kregen drie kinderen: Abraham, Hersz en Lazare. Lejb overleed reeds in 1932. Abraham werd niet gedeporteerd en Hersz dook onder in Frankrijk. Doba en Lazare werden met een verschillend transport naar Auschwitz-Birkenau gedeporteerd. Zij overleefden de oorlog niet.
Sara Boeki werd met haar zoon Willy op transport XXIII vanuit de Dossinkazerne in Mechelen naar Auschwitz-Birkenau gedeporteerd. Moeder en zoon werden er vermoord.
Isaak en Emmy, beide afkomstig uit Nederland, zoeken een beter leven in België. Ze worden echter gegrepen door de gruwel van het antisemitisme.
Majer Tabakman immigreerde in 1928 vanuit Polen en vestigt zich in Sint-Gillis, waar hij werkt in de leerbewerking als bovenleersnijder. Rosa Kibel kwam eveneens uit Polen aan in 1931.
Hans Maier is een Oostenrijkse Jood die zich in 1939 in Brussel vestigt. Hij wordt op 10 mei 1940 als ‘verdachte’ aangehouden door de Belgische staat.